Het nieuwe normaal
Onze zoon gaat sinds een paar weken op de maandag en vrijdag weer naar school. Op de fiets, als vanouds. De lesuren zijn teruggebracht tot een half uur. Niet de brugklassers sjouwen met hun zware rugzak over de gang op weg naar de volgende les, maar de leraren verplaatsen zich.
Op de donderdag spreken ze af in het park en heeft hij gymles. Gymles, het leukste wat er is. Een paar weken geleden volgde hij iedere les, online. Terwijl hij onderuitgezakt hing op zijn stoel luisterde zoon naar de gymleraar. Hij haalde een negen. Zijn ouders vonden het magisch. Nu heeft hij zijn laatste lessen gehad, is het wachten op de overgangsrapportbespreking, het inleveren van de boeken, de afscheidsbarbecue.
Zelf ben ik ook moedig voorwaarts gegaan, met mondkapje in het openbaar vervoer, naar mijn werk. Een van stof, met print ‘vrolijke hawaii blouse’. Geen statement, wel handig, hierachter kan ik gewoon mijn mondhoeken laten zakken. Er stapte een jonge vrouw in. Mooi, rond de twintig, ze droeg haar papieren mondkapje demonstratief aan een oor, nam plaats in de stoel voor mij. Ze streek met een gemanicuurde vinger langs haar wenkbrauwen, haar mond, kuchte even beschaafd. Ik verwachte dat ze het lusje van het kapje nu over haar ander oor zou trekken, maar nee. De hele busrit, toch zo’n vijfendertig minuten, wachtte ik hier op, tevergeefs, en ik was niet de enige, dacht ik in sommige ogen boven mondkapjes te lezen.
Na deze werkdag, had ik een biertje verdiend. Ik stond in mijn achtertuin, ademde diep in en uit, klokte het achter elkaar naar binnen. Het was een 0%. Vorig jaar nog haalde ik hier mijn neus voor op. Bedankte bij de kassa resoluut voor een gratis exemplaar. Inmiddels weet ik proefondervindelijk dat Heineken het meest zijn best heeft gedaan en sinds een tijdje, nog voor Corona, drink ik regelmatig een blikje onschuldig vocht, denk hierbij soms aan Youp van ’t Hek (‘Buckler drinkers, rot op, ga in de kerk zuipen, man!’). Ik voelde mijn wangen gloeien, werd licht in mijn hoofd, benen werden zwaar, ongelooflijk, ik zou zweren dat… ik keek naar de lucht, de roze bloemen van de clematis, liep de keuken weer in, pakte het blikje van het aanrecht, draaide het rond en rond, geen nul te bekennen.