Tijdelijke eindbestemming
Ik loop in de schemer van Maastricht. Er lijkt een onbalans te zijn ontstaan tussen het Arcadië dat ik dacht gevonden te hebben in de natuur met zijn bossen en wijde landschappen en het huidige straatbeeld dat ik op dit moment ervaar.
Het ontsnappen aan de dagelijkse sleur is niet meer nodig, nu de sleur uit de stad zich heeft onttrokken. De situatie laat mij anders naar mijn omgeving en de mens kijken. Het kwetsbare is ineens duidelijk zichtbaar geworden. Angst, eenzaamheid en radeloosheid is in ieders leven meer op de voorgrond komen te staan.
Langzaam lijk ik nu zelf een manier gevonden te hebben om het ‘normale’ leven zo goed als mogelijk op te pakken. Het is avond en ik loop door de stad, langs de lege terrassen en cafés die gewoonlijk vol zouden staan met mensen; lachend, dronken en uiteindelijk strompelend naar huis. Ook het café, waar wij als studentengroep vaker heen gingen, is gesloten, leeg en donker. Het straatbeeld op dit moment is hoe ik mij een oorlogssituatie heb voorgesteld.
Huizen lijken meer bewoond
Slenterend en net buiten de stad, loop ik langs verschillende woningen. Langs de ramen die oplichten als etalages in de nacht met daarachter een levend schouwspel van verschillende huishoudens. Tv-schermen, bordspellen op tafels en rommelige aanrechten met afwas. Huizen lijken meer bewoond en levendiger te zijn dan ooit, nu iedereen zijn leefwereld heeft moeten beperken. ‘Thuis zijn’ lijkt meer gewaardeerd te worden, nu er geen andere plek meer is om naar toe te gaan. Het huis dat vaker als tussenstation functioneerde, is voor nu een tijdelijke eindbestemming geworden.
Mijn tijdelijke eindbestemming is ingewikkeld, altijd al geweest. Zo hecht ik ook nu juist waarde aan de natuur met zijn hoge, en elk unieke bomen. Ondanks alles zal dit er wél zijn. Ze zijn er, ze zitten niet op me te wachten, want waren er altijd al. Ze zijn mij hopeloos voor en zullen na mij ook gewoon doorgaan. Nu is het moment waarop mijn taken mij niet meer in beslag nemen, omdat ik mij nu realiseer dat ik ze voor een groot deel zelf opleg, of zelfs verzin. Werken, focus op een carrière, belust zijn op de ene post, kopzorgen en dingen afraffelen hebben over anderen en alle andere sociale verplichtingen, culturele modes en bedrijvigheden. Er is altijd wel wat te doen, maar hoe zit het met het Zijn? Dit wordt uitgesteld en is iets voor later. Er zijn altijd wel betere, dringender en belangrijkere dingen om te doen.
Eeuwige jeugd
In de bossen schudt een man zijn jaren van zich af zoals een slag van zijn oude huid – en in welke periode van zijn leven hij ook is, hij blijft altijd een kind. In de bossen bevindt zich een eeuwige jeugd (…). Daar voel ik duidelijk dat mij niets aan tegenspoed of onheil kan overkomen, wat de natuur niet kan herstellen, omdat ik mijn twee ogen heb mogen houden. Als ik gewoon op de grond sta, mijn hoofd omgeven door een vreugdevolle atmosfeer, en omhoogkijk in de oneindige ruimte, verdwijnen al mijn egoïstische bekrompenheden. Ik word een doorzichtige pupil; ik ben niets, ik zie alles. – R.W. Emerson, Nature, 1836
Wandelen is niets anders dan lopen, solide passen vooruit. Doordat de rest lijkt weg te vallen, is er toegang om een zuiver gevoel te kunnen ervaren; de eenvoudige vreugde die ik in mijn kindertijd heb gekend. Het is het gevoel dat er een last van je schouders afvalt, waardoor de obsessie van het doen wordt weggerukt. Het zijn het ook de gebouwen, kantoren en winkels die wachten op het leven van de mens. Daar waar de natuur als een zelfstandige manier zijn leven altijd zal voortzetten, is het in de stad duidelijk niet het geval. Het leven hier lijkt compleet weg gezogen, juist zonder de aanwezigheid van de mens, al is de primaire factor van de stedelijke omgeving aanwezig.