Plensbui
Daar zit ze. Op haar yogamat. Ze zit hier al een tijdje. Maar ze doet niet waarvoor ze gekomen is. Nog niet.
Ze komt hier om stil te worden, te gronden. Uit het hoofd, in het lichaam, in het hart. Luisteren wat het te zeggen heeft. Op te schrijven wat er naar boven komt. Op haar mat, op het meditatiekussen en met de muziek die haar normaal gesproken rustig maakt, soms emotioneel, maar altijd rustig. Het boekje en de pen blijven onaangetast liggen.
Buiten regent het. Het giet. Het regent zo hard dat ze zichzelf bijna niet kan horen denken. Nog iets harder, moedigt ze de wolken aan. Laat de druppels nog harder vallen en verjaag mijn gedachten. De gedachten van angst, paniek en frustratie. Van machteloosheid en controledrang. De gedachten die een blokkade vormen voor wat zij hier nu wil doen, voor wat de muziek met haar kan doen, voor wat haar lichaam haar wil vertellen, voor wat haar hart haar wil meegeven. Ze weet dat ze de gedachten moet zien als wolkjes die voorbij komen. Laat ze kabbelen, maar schenk er geen aandacht aan. Maar het zijn geen kleine witte wolkjes op een verder strakblauwe lucht. Het zijn grote grijze volle regenwolken, zoals die ze ziet uit het raam. En die krijg je niet zomaar weg.
De wolken in haar hoofd voelen zwaar. Zwaarder. Zwaarst. De regen tikt op het dak, op haar hoofd. Het zit in haar hoofd en vecht zich een weg naar buiten. Over haar wangen. Over haar hals, haar borst, het druppelt op de blauwe mat. Ze houdt haar ogen dicht, slaat haar handen ervoor. Maar de bui is er en gaat niet weg totdat het klaar is.
Dan lijkt de muziek luider te worden, haar ogen droger. Langzaam haalt ze haar handen weg en tilt ze haar oogleden op. Het getik is verdwenen. De wolken zijn verdwenen. De lucht is geklaard. Buiten is het wat lichter. En binnen voorzichtig ook.