Plaatsvervangende rouw
Ik voel vaak verdriet voor m’n vriendin. Zij verloor haar moeder. Mijn empathie kan slechts tegen die berg emoties opkijken en hopen dat het de klim overleeft.
Ik probeer te voelen wat zij voelt, maar het lukt me niet. Wanneer ik me ook maar voorstel dat ik mijn moeder kwijt zou zijn, overstromen mijn ogen. Dan voel ik me alleen, kan nergens terecht. Geen warm eten dat me verwelkomt, geen kracht die inspireert. In gedachten kijkt de lege stoel me aan die veel wil zeggen, maar niemand kent om de woorden uit te spreken. Netflix speelt series af zonder geluid, er is toch niemand die het kijkt zonder haar. Zelfs mama hoorde vaak de woorden niet, haar gehoor moest jarenlang haar innerlijke schreeuw om vrijheid verdragen. Toen ze scheidde en het geschreeuw stopte, moest ze een gehoorapparaatje. Ik denk niet dat ze slechte oren had, haar oren waren gewoon het geluid van geluk vergeten. Als een herinnering waar iemand anders je aan moest herinneren. Zelf was je al lang vergeten dat oma vroeger elke woensdag op je paste.
Wie past er nu op mij? Ik weet nog dat vroeger een Vietnamese familie in onze straat kwam wonen. Het zoontje heette ook Kevin. Hij was jonger dan ik, maar had meer ervaring. Hij kende minimaal twee huizen. Muren mijlen verderop kenden zijn verhalen. We speelden vaak in de speeltuin waar hij me liet zien dat spinnen niet eng zijn. Hij pakte ze in zijn handen en stopte ze in een kuil in het zand. Voorzichtig deed ik hem na. Eén vette kruisspin, onder het bordje waarop stond dat huisdieren niet op het terrein mochten komen, was de eindbaas. Toen ik uiteindelijk die dikzak in mijn vuist klemde en hem losliet in de kuil, was mijn spinnenangst voorbij. Totdat mijn Vietnamese vriend opnieuw verhuisde. Kevin praatte veel, misschien kenden de muren zijn verhalen al. Over hoe we samen spinnen vingen en vrijlieten. Misschien was hij er alleen om het huis te ontdoen van al haar spinnen? Zal het nu hetzelfde zijn? Zal ik weer bang zijn voor spinnen? Zal ik zonder moeder bang zijn om weer op mijn knieën te vallen tijdens het voetballen op straat? Of eten met de angst dat mijn tong verbrandt?
Mijn vriendin snikt. „Ik mis haar.” Ik probeer te denken wat zij denkt, maar het lukt me niet.
Ik snik terug: „Ik mis haar ook.”