Kom terug
Twee meisjes zijn aan het stoep krijten, ik kijk al tien minuten naar ze en in al die tijd hebben ze nog geen woord met elkaar gewisseld. Dit moeten zusjes zijn.
„Wat zijn jullie aan het maken?’’, vraag ik.
„We proberen onze vader terug te laten komen’’, zegt het meisje. Haar ogen zijn zo helderblauw dat ik gelijk aan de zee en de zomervakantie denk.
„En daarom schrijven we KOM TERUG’’, zegt het andere meisje.
„Nou hij komt vast wel terug als hij dit ziet. Dat kan echt niet anders. Is hij al lang weg?’’
„Nu 29 nachtjes geleden denk ik. Onze moeder zegt dat ze iets heel stoms heeft gedaan en dat papa daarom ergens in een hotel zit.’’
„Wat missen jullie het meeste aan hem?’’
„Zijn grapjes en zijn pannenkoeken’’, zegt het meisje met de blauwe ogen.
„Ja, ik vooral zijn grapjes. Oh, hij is zo grappig en hij was altijd vrolijk. Er kwam een keer een man bij ons en hij was een dokter. Toen vertelde papa een mop en iedereen lachte zo hard. Ik dacht dat het lachen nooit meer zou stoppen. Mama zorgt supergoed voor ons, maar papa was diegene die ons een slappe lach kon bezorgen.’’
Ik doe een paar stappen achteruit en kijk naar de meiden. De letters worden groter en groter. Er komt een vrouw naast mij staan. Dit moet haast wel de moeder zijn, een bezorgde blik en met ontzettend veel liefde kijkt ze naar de twee tekenende meisjes.
„Wat zijn ze lief hè! ze zijn al de hele ochtend bezig’’, zegt de vrouw.
„Ja, ik hoop dat je man snel terugkomt. Tenzij hij een rotzak is natuurlijk.’’
„Nee, hij is geen rotzak en ja, ik hoop ook dat hij snel terugkomt.’’
„Als hij dit weet en ziet komt hij sowieso terug.’’
‘Ik durf het niet te vertellen’
„30 April. 30 april is hij gestorven. De meisjes weten het nog niet. Ik weet niet eens of ik het zelf wel echt weet en besef. We missen hem verschrikkelijk. 51 jaar was hij, oh man, hij was in één keer weg. Ik durf het niet te vertellen, echt ik kan het niet. Wat zou jij doen? Zou je het direct vertellen?’’
„Ik zou ook even wachten ja. Ik denk dat het de juiste manier is, maar ja wat is er juist in een wereld waarin een vader veel te vroeg sterft.’’
„Kijk ze nou krijten. Ik ben ook zo bang voor de zomervakantie, ze gaan hem dan zo onwijs missen. Het is verschrikkelijk. Ik hoop dat ze in de hemel op ons neer kunnen kijken en dat hij het leest en terugkomt. Ik haat deze wereld.’’
Ik doe mijn ogen dicht. Ik geloof niet in God en de hemel, maar in mijn dromen hoop ik dat dit bestaat. Dat iedereen iets mag stoep krijten, letters zo groot dat je er niet omheen kan. Schrijf op wie je mist en hij of zij zal terug komen. Ik denk aan de dierbare die ik het meeste mis.
Ik open mijn ogen en kijk naar God en de hemel. Een vader van twee prachtige meisjes schrijft iets met paars krijt.
Als jullie me zoeken, zal ik jullie vinden.