Hulp van buiten

Theo Pepers 10 jun 2020

Plof, de schooltas wordt op de grond achter de bank gegooid. Ze gooit haar jas over de stoel. De voordeursleutel komt op de keukentafel te liggen en de fietssleutel krijgt een plekje op het aanrecht.

Die heeft ze straks nog nodig als ze moet gaan sporten. Zelf loopt ze naar de keukenla om er wat lekkers uit te graaien. Een koekje of een snoepje. En vervolgens pakt ze nog een glas drinken. Met haar handen vol sloft ze naar de bank om zich te ontdoen van haar bontlaarsjes. Die worden achteloos onder de salontafel gegooid en ze gooit zichzelf op de bank nadat ze de afstandsbediening van de televisie heeft gepakt. Vastbesloten om voorlopig niet van die bank af te komen. Ze is vandaag vroeg uit school. Er is weer eens een les uitgevallen. Er is voorlopig nog niemand in huis te bekennen. Haar zusje zit nog op school. Vader en moeder zijn beiden werken en komen voorlopig nog niet thuis. Het huis is voor zichzelf. Wat ze beter had kunnen doen is haar bureau eens een keer opruimen maar ja, daar heeft ze natuurlijk geen zin in. Er is zelfs geen sprake van dat ze daar zelfs aan denkt. En ’s avonds komt er nog wel een vriendin om daar samen huiswerk te maken. Hopelijk stoort die er zich niet al te veel aan.

Toen ik de volgende ochtend haar kamer inkeek zag ik tot mijn verbazing nauwelijks iets op haar bureau liggen. Ze is nog op haar kamer en ik loop naar haar toe. „Heb je het bureau eindelijk een keer opgeruimd?”, vraag ik. „Netjes. Hoe komt dat zo? Kun je dat niet vaker doen?” „Ja hoor”, zei ze zelfverzekerd. „Dan vraag ik toch of mijn vriendin wat vaker komt. Die vindt dat leuk om te doen.”