Afleiding zoeken

Monique Louis 9 mei 2020

Ik kijk naar mijn klimplant, vorig jaar groef ik met veel moeite een diep gat in de grond. Harde, droge klei, niet doorheen te komen. Het was dampig warm die dag, maar het moest, anders zou de clematis niet goed wortelen. De maanden erna zag ik geen enkele ontwikkeling. Ik verheugde me op de rood roze bloemen van ‘Princess Diana’ (stond op het kaartje), mijmerde over een schutting vol met groen en bloemenpracht. Achteraf had ik het van mijlenver kunnen zien aankomen.

April, de maand met de meeste zonuren in jaren, heeft ‘Lady Di’ wakker gekust. Dit stemt me blij, daar moet je het toch van hebben in deze tijd. ‘De dood of de gladiolen’ een gedachte die ik associeer met de Nijmeegse vierdaagse. Die wordt dit jaar vast ook afgelast. Als je ‘m één keer hebt gelopen, denk je er iedere zomer aan. In mijn geval dit jaar precies twintig. (Ik zie mijn moeder voor me, een traan rolde over haar wang, haar gezicht voor de helft in beeld tijdens het face timen, ‘Ik wil dat alles weer normaal is’ had ze gezegd). Veertig kilometer per dag, wandel ik sindsdien niet meer.

Ik loop ommetjes door het park vlak achter ons huis, laat me afleiden door de natuur. Langs bloesembomen, vennetjes met eenden, een enkele reiger, de overweldigend blauwe lucht, de soorten gras, de immense hoeveelheid gipskruid, paardenbloemen, madeliefjes… boterbloemen! Ze staan er mooi bij, mijn favoriet, zal ik….? ik strek mijn hand uit, kijk op, zie enkele meters voor me een gezette Labrador zijn poot oplichten. Recht mijn rug loop door naar de herten. Waar is nummer acht? Er is er een met een prachtig gewei. Ik tuur door het gaas. Daar komt nog een hert aanlopen. Op de plek waar eerst zijn gewei stond zie ik twee stompjes. Het zal toch niet…? Peinzend wandel ik verder.

Een vrouw met trendy jurk en dito laarzen staart naar boven, ik blijf staan op gepaste afstand. Daar, een ooievaar, op de top van de metershoge boom, een tak lager, haar jong. Ademloos kijk ik toe, met mijn hoofd in mijn nek. Val van de ene verrassing in de andere. Waar is mijn mobiel?

‘Zag je hoe die zat te schijten, schitterend’, schalt plotseling een mannenstem. Verstoord kijk ik naar links: Een vijftiger met hip haar in vale spijkerbroek, roept naar de vrouw. Stoïcijns blijft de vrouw naar boven turen met haar hand tegen haar voorhoofd, ze staat wijdbeens midden op het pad. Linksom of rechtsom, ik kan voorlopig geen kant op.