Polonaise
Welke vorm had jij, de Chinese of de Italiaanse?’, vraagt mijn collega in beeld aan mij. ‘De Brabantse’, zeg ik, ‘ze liepen in polonaise door mijn lijf’.
In de tweede helft van februari gingen we op wintersport naar Oostenrijk; mannetje aan mannetje in de gondel, niets aan de hand. De week erna startte ik mijn les met corona. Week drie na de wintersport deed ik dat voor de derde keer op rij; ‘Ik kan het woord niet meer horen’, verzuchte een student. Ook repeteerde ik zoals altijd met mijn popkoor, nog steeds niets aan de hand of toch wel?
Donderdag week drie na de wintersport besloot ik mijn werk mee naar huis te nemen. ’s Avonds, ik was op een verjaardag, stroomden berichten van mijn koor binnen; een van de bassen bleek positief geteste corona te hebben, was naar een feestje in Brabant geweest. Paniek in mijn koor, paniek op de verjaardag, paniek in Nederland, paniek! De uitbraak van de crisis. Tot vandaag ben ik niet meer terug op school geweest.
De polonaise danste op hoog niveau door mijn lijf. Goddank draaiden ze om bij mijn keelamandelen en hosten dezelfde weg terug. Het sloeg mij plat als een vlieg op het raam en daar heb ik zeker een week gezeten. Heel langzaam kwam ik weer bij mijn positieven en niets was hetzelfde, zelfs ik niet.
Ik vergat alles, had in de derde coronaweek slechts één online les op mijn rooster staan, maar was waarschijnlijk gebiologeerd door Van Dissel op dat moment. ‘Is er nu weer geen docent’ zag ik staan in de chat in Teams. Mijn hersens waren doorlaatbaar en verward, alles ging van links naar rechts, in een sliert, handen op de schouders.
Inmiddels geen beweging meer, misschien hier en daar nog een los coronaatje of twee achter elkaar. De vlieg heeft een afdruk achtergelaten op het raam maar vliegt weer, heeft overzicht en vooral beeld. Zoemend in een groep, een sliert achter elkaar, Teams, handen op de schouders, de Brabantse variant.