Jammer
‘Hoi! Ik moet de jammer opruimen.’
‘De jammer?’
‘Deze rommelzolder. Die staat vol spullen die jammer zijn om weg te gooien.’
‘Je werkt toch vanuit huis dezer dagen?’
‘Ja, wij allebei, maar na twee weken … wordt zelfs dit huis erg klein. Ik werk kennelijk behoorlijk op de zenuwen en zou meer kunnen doen dan “de hele dag op je luie kont achter dat scherm zitten”.’
‘Hier heerst rust.’
‘Gelukkig wel, ja.’
‘Hé, wat is dit? Wie staat er op deze foto?’
‘Dat die hier nog ligt … dat was zijn eerste vriendinnetje.’
‘Niet wat geworden, dus.’
‘Nee. Jammer.’