Ik gaf mijn oma handkusjes, en ze begreep het
Het was een kwestie van tijd, konden we achteraf tegen elkaar zeggen. Een week eerder vertelde mijn oma over de telefoon dat verdieping één tot en met vier van haar tehuis inmiddels besmet waren. Zij woonde op de vijfde verdieping. “Misschien bent u zelfs al besmet”, zei ik lachend. Ook zij kon erom lachen. Ik had niet anders verwacht.
Toen mijn vader een week later belde met het nieuws, was ik niettemin verbaasd. Gek genoeg had ik in mijn omgeving niks gehoord over besmette opa’s of oma’s. Dus die van mij is toch zeker wel veilig, dacht ik. Mijn vader vertelde dat we die middag met het gezin met oma zouden skypen. Nog even vroeg ik of ik toch niet beter naar huis kon komen. Dat was niet nodig, vond hij. “Je hebt immers zelf een laptop.”
Het adagium luidde: houd het licht. Ik beloofde mijn vader dat ik oma straks niet zou vermoeien met zoete woordjes en gesnotter. Maar als dit ons afscheid was, wat zou ik dan nog tegen haar willen zeggen?
Het skype-gesprek verliep zoals gehoopt: licht. Hoe ging het met oma? “Goed, naar omstandigheden”, zei ze met een scheef gezicht vanuit haar bed. Ze ging de kleinkinderen af, en wij vertelden van onze successen. Het leken er ineens veel meer. Af en toe moest het personeel ingrijpen: “O zuster, ze gaat weer scheef.”
Na het afscheid floepte alle webcambeeldjes van mijn scherm, alleen oma en ik bleven over. De zuster, die de webcam vasthield, zou het gesprek nu ook snel afkappen. Dit was mijn moment. Nou, wat wil je haar nog zeggen? Ik had niks. Geen laatste woorden. Toen bedacht ik me wat mijn moeder vroeger altijd deed als ze ’s ochtends in de deuropening stond en ik met mijn fiets bij het tuinhek. Handkusjes.
Ik gaf mijn oma handkusjes, en ze begreep het. Handkusjes terug.
Dat was een week geleden. Oma is er nog, en aan de beterende hand. Ik ga haar zo maar weer bellen. Toen ik haar gister belde kwam het niet uit: “Heel lief dat je belt, maar ik ben nu aan het kijken naar de crematie van Hannie.” Vervolgens hing ze prompt op.