Een brief van een dode
Als ik dood ga, wil ik mijn pen en notitieboek mee de kist in zodat ik kan opschrijven of er leven na de dood bestaat. Ik zou de ander willen vertellen hoe een dag van een dode eruit ziet. Ik wil een bewijs leveren of dat dood zijn werkelijk doodvermoeiend is of doodsaai.
Ik wil in mijn notitieboek mijn nummer krabbelen, het papier eruit scheuren en geven aan een andere blije geest en ons samen dood kunnen lachen. Ook ben ik wel benieuwd hoe dat soort lachen voelt, als je toch al dood bent. Lijkt me behoorlijk intens.
Ik zou mij vereerd voelen om de doden als eerste een stem te geven. Ik zal dan ook vol trots een propje vanaf mijn wolk gooien en zeggen dat ik nog wel degelijk besta. Dat zou toch wat zijn als doden kunnen spreken? Wat zouden ze ons nu dan toefluisteren? Welke tips zouden ze ons geven?
Nu ik nog gezond en levend door het leven huppel, vraag ik mij ook af wat wij als levenden aan de doden hebben te geven? Het doet me denken aan de zin ‘Geef mij nu je angst, ik geef je er hoop voor terug’. Och mensen, laten we met zijn allen in hemelsnaam in deze crisistijd de gekregen hoop van de doden koesteren en levend houden.
Steek een kaarsje. Kus die foto. Snuif je suf aan het kledingstuk dat nog altijd in de kast hangt. Wees dankbaar voor hun bestaan en waar zij voor hebben gestreden.
Onze voorgangers bepalen het pad dat voor ons ligt en zij niet (meer) hebben kunnen afmaken. En het is dat pad dat wij ho(o)pelijk nog hebben te ontdekken.