Thuiswerken
Het grootste slachtoffer van de coronacrisis in huize Hogeweg, tot nu toe: een Logitech-computermuis. Thuiswerken, het leek te mooi om waar te zijn – en dat was het misschien ook wel.
Mijn werkgever bleek niet voor één gat te vangen. Toen ik maandagochtend de werkvloer betrad werd ik overvallen door A4’tjes met rode kruizen en groene vinkjes. Nog voor ik de kans kreeg op een willekeurige bureaustoel te ploffen, klonk een waarschuwing:
"Nee, dáár dus niet."
Mijn gewenste flexplek had een rood kruis. Even voelde het alsof ik op de péage reed, maar dan zonder het vakantiegevoel.
De pantry, een bonte verzameling luie stoelen, was afgebakend met rood-witte linten. Ik vroeg hardop of dit te maken had met opnames van Flikken Maastricht.
Niemand durfde daar om te lachen.
Rond lunchtijd liep ik samen met een collega naar het restaurant, waar we tegenover elkaar aan een tafeltje gingen zitten. Het duurde even voor ik doorhad dat er meerdere mensen onze kant op keken. De blikken kon ik niet direct plaatsen, maar ze leken iets te zeggen in de trant van "zo, jullie durven!". Toen ik nog eens goed om me heen keek, zag ik dat we de enige waren die recht tegenover elkaar zaten. De meeste mensen hadden diagonaal tegenover elkaar plaatsgenomen, of een tafel voor zichzelf geclaimd.
Hilariteit alom.
Toen ik dinsdag op mijn werk verscheen en op een stoel (bij een groen vinkje!) wilde neerstrijken, klonk er een nieuwe mededeling:
"Wacht maar even, je hoeft niets te doen."
Vier uur later verliet ik met een laptop en een beknopte handleiding onder mijn arm het gebouw. Mijn werkgever was gezwicht. Geen rode kruizen meer; we gingen thuiswerken. “Alleen de koffie is anders”, zo werd me direct verzekerd. “Mensen die thuiswerken zijn veel productiever”, zei een andere collega.
Thuiswerken: ik associeerde dat met vrouwen die tussen het “werken” door de was ophingen. Ook kende ik ten minste één voorbeeld van iemand die ‘s morgens voor de vorm mailde dat hij wakker was, om vervolgens lekker te gaan fietsen.
Thuiswerken leek me vooral een verkapte tegenstelling, een oxymoron. Zoals Zeeland, of boosaardig.
Woensdagmiddag liep de boel vast. Ik sloeg drie keer met de muis op het tafelblad. Hard. De muis had kapot kunnen gaan, maar deed dat niet. "Man man, wat een kutprogramma, ik ga naar huis", riep ik tegen mijn vriendin, die ook thuis aan het werken was.
“Dat kan niet, je bent al thuis.”
“Oh ja.”