Eenzaamheid redt onze ouderen
Ik had gisteren ineens een navrant hoopvolle gedachte met betrekking tot de verspreiding van Covid-19 in Nederland en dan specifiek in vergelijking met de situatie in het noorden van Italië en Oost-Azië.
Veel mensen vrezen een herhaling van de ronduit rampzalige situatie in Noord-Italië in bijvoorbeeld ons land. Rampzalig omdat het zorgsysteem aldaar niet meer alle patiënten met ernstige symptomen kan opvangen, artsen en verpleegkundigen overbelast zijn, en patiënten sterven die in een normalere situatie gered hadden kunnen worden. Terecht een angstbeeld. Misschien leven sommigen nog met de illusie dat het hier niet zo’n vaart zal lopen omdat we hier in Nederland de gezondheidszorg beter op orde zouden hebben, maar dat is verre van de waarheid. Noord-Italië heeft per duizend inwoners meer artsen en meer IC-bedden dan Nederland.
Toch bekroop mij dus dat vleugje navrante hoop en dat heeft te maken met een aantal culturele verschillen. Om te beginnen gaan Nederlanders gaan veel meer dan Italianen (en andere Zuid-Europeanen) vooral intensief om met mensen uit hun eigen cohort (leeftijdsgroep). Bovendien zijn we—althans boven de rivieren, is het cliché—sowieso afstandelijker.
Maar het belangrijkste relevante en navrante verschil is dat onze ouderen waarschijnlijk eenzamer zijn. In Nederland zorgen we niet zo goed voor onze oudere familieleden; veel Nederlandse ouderen wonen tot het echt niet meer kan als stel of grootmoederziel alleen zelfstandig, niet bij hun volwassen kinderen. Ze krijgen wat thuishulp en misschien maaltijden en boodschappen aan de deur geleverd, maar dat is het dan ook op het gebied van sociaal contact. Hun kinderen en eventuele kleinkinderen zien ze misschien een of twee keer per maand, ze gaan niet naar de kroeg (er zijn überhaupt nauwelijks buurtkroegen meer over), hebben weinig vrienden, etc. Veel van onze ouderen zijn eenzaam en dat is in dit geval misschien wel wat ze gezond zal houden.