112, er ligt hier een kerststol
Het is eind februari. Ik stap de lift uit om het huisje van een vriendin te bekijken. Ze woont op de tiende verdieping. Op de mat van haar buurvrouw ligt een kerststol. Zo’n feestelijk broodje, met spijs erin, verpakt in een vrolijke kartonnen doos met kerststerren. Met balpen is erop geschreven, ‘Hele fijne feestdagen’.
Als je zoiets ziet, een kerststol, ergens eind februari, verzeild op een deurmat gaan er best veel gedachten door je heen:
– Wat aardig dat iemand een kerststol heeft gegeven.
– Wel een beetje gek dat ie daar nog ligt.
– Hoe komt die stol daar en waarom ligt deze er nog?
– Toch vreemd als iemand elke dag zijn deur uit gaat, over de kerststol heen stapt en het ding zelf laat liggen.
– Is deze persoon misschien op vakantie? Best een lange vakantie..
– Of is de bewoner misschien wel dood en ligt het lijk al twee maanden in het huis te rotten?
De laatste gedachte is best naar. We ruiken geen stank, maar kunnen ook niet meer de kerststol laten liggen zonder ons af te vragen of de kerststol, die al begon te schimmelen, het enige levende ding was in het huis. Na kort twijfelen, bellen we het informatienummer van de politie. We dachten dat ze ergens komende dagen wel wat onderzoek zouden doen naar die persoon en ons gerust zouden stellen, maar in plaats daarvan worden we meteen doorgeschakeld naar de meldkamer. Tien minuten later staan er drie politieagenten voor de deur. ‘U had gebeld over een kerststol?’ Ze gaan op onderzoek uit en brengen het hoofdkantoor rapport uit over situatie kerststol. Dan besluit de politie het zekere voor het onzekere te nemen. Ze breken het slot open, roepen heel hard ‘POLITIE’ en gaan naar binnen. Binnen een paar tellen staan ze weer buiten, het huis was verlaten. Waar die persoon dan is, weten ze niet. Ze plaatsen het slot terug in de deur en vertrekken. De kerststol zetten ze weer, beschimmeld en al, terug op de deurmat. Wachtend, tot zijn rechtmatige eigenaar hem eindelijk komt halen.