Perrongeluk
Toen ik haar foto voor het eerst zag, was ik gelijk verliefd. Ze deed trucjes op een longboard en ik lag in een joggingsbroek en slobbertrui op de bank, terwijl ik de foto’s van de leukste en mooiste meisjes heen-en-weer veegde. Ik gaf haar een digitaal hartje en een openingszin waar ik een slecht woordgrapje in had verwerkt. Na een handjevol gezellige chatsessies spraken we af op perron 4a van Rotterdam Centraal. Ze wilde nog wat eten voordat haar ukelele-les begon en ik was toevallig in de buurt, zei ik. Eigenlijk hoefde ik helemaal niets te doen in de buurt van Rotterdam, maar ze was te leuk om niet toevallig in de buurt van Rotterdam te hoeven zijn.
Een halfuur en zeven minuten te vroeg kwam ik aan op het station. Om de tijd te doden, kocht ik een puzzelboekje bij de Ako, liep naar perron 4a toe en maakte vijf kruiswoordpuzzels tot ik een voorzichtige ‘hey’ hoorde. Ze hield een blauwwit ukeleletasje vast en was meer krulletjes dan meisje. Van die krulletjes die zachtjes terugveren als je de haren rechttrekt. We aten rijst met twee stokjes kipsaté en praatten over muziek, de journalistiek en hoe we elkaar hadden willen leren kennen.
‘Als iemand het vraagt, hebben we elkaar gewoon leren kennen in de trein’, zei ze. Ik stelde voor om elkaar te leren kennen via een theatervoorstelling, maar dat wilde ze niet horen. ‘Het is de trein, of niets’, zei ze stellig, en ze nam een extra hapje van mijn stokje kipsaté.
De meeste treinreizigers zouden ons in alle drukte niet hebben opgemerkt, maar voor de rustige reiziger moeten we een plaatje geweest zijn. Een rustig stukje perrongeluk tussen racende, rennende en sjezende reizigers die wel iets beters te doen hadden dan aandacht geven aan een geluksmomentje. Toen ze naar haar ukelele-les moest gaan, gaf ze me een kus op mijn wang en vroeg ze of ze mijn telefoonlader mocht lenen. Dan hadden we een reden om elkaar nog een keer te zien, zei ze. Zij liep zwaaiend naar de Intercity op perron 4a en ik liep met mijn hoofd in de wolken naar spoor 14.
Toen ik haar foto voor de laatste keer zag, was ik nog steeds verliefd. Ze speelde ukelele op een podium en ik lag in een joggingsbroek en slobbertrui op de bank, terwijl ik de foto’s van de leukste en mooiste meisjes heen-en-weer veegde. Ik gaf haar opnieuw een digitaal hartje, maar het bleef bij mijn veeg naar rechts. Zuchtend stond ik op van de bank, trok een spijkerbroek aan en liep met mijn hoofd in de wolken naar de winkel om een nieuwe telefoonoplader te kopen.