Oorlogswinter, deel 2

Oscar van Schijndel 3 feb 2020

Op het moment dat ik dit schrijf, ben ik teruggekomen van mijn gang naar de winkel. Ooit was dit een dagelijks ritueel, maar nu niet meer. Niet dat ik nu alles thuisbezorgd wil hebben; het is eerder zo dat ik nu thuis ben en bezorgd.

Ik weet het nog goed, dat moment dat je in de winkel kwam en vervolgens te horen moest krijgen dat er geen brood meer in de schappen lag. Groente en fruit waren een zeldzaamheid geworden. Door de bezetter meegenomen. Vlees was er wel. Nog wel. Totdat het vee ook sterft. En even later sloot de winkel; er was immers niets meer om te verkopen. Toen begonnen de zoektochten naar eten. Met het weinige geld dat je had, probeerde je een boer te paaien. Dat was niet makkelijk, want boeren hielden niet van stads volk. Goed, je had geluk toen die boer jou dat oudbakken brood toestopte. Voor anderen was niet dat brood, maar de zoektocht voor niets geweest. Zij vonden bij terugkomst hun naasten dood. Omgekomen van de honger.

Waarom ik dat nog zo goed weet? Omdat ik als kind “Oorlogswinter” van Jan Terlouw heb gelezen. Ja maar Ossie, waar maak je je druk om? Er is hier verdorie al zo’n driekwart eeuw geen oorlog meer geweest en met een temperatuur van dubbele cijfers in januari kun je moeilijk spreken van winter. Natuurlijk, 12 graden in januari voelt niet als winter, maar formeel is het nog wel winter. En ook met die oorlog is het maar hoe je het bekijkt.

We schrijven 2020 en er ligt geen brood meer in de schappen. Groente en fruit zijn een zeldzaamheid geworden. Door de bezetter meegenomen. Vlees is er nog wel. Totdat het vee ook sterft. En even later zal de winkel sluiten; er is dan immers niets meer om te verkopen. Dan beginnen de zoektochten naar eten.

Gelukkig voor ons is het beschreven scenario niet hier, maar duizenden kilometers verderop. De autoriteiten hebben de bezetter de oorlog verklaard. Ze zijn dan wel met miljarden, maar de oorlog zal worden gewonnen. Desnoods met chemische wapens. En wij? Wij leven gewoon verder, doen alsof er niets aan de hand is, prijzen onszelf gelukkig dat we in de winter met een patatje oorlog op een onverwarmd terras kunnen zitten en halen de schouders op voor deze ver-van-mijn-bidsprinkhaan-show; ondertussen onszelf afvragend waar we dit jaar weer eens met die Locust Airlines naartoe zullen gaan.