Geen haat, maar onverschilligheid
‘Het tegenovergestelde van liefde is niet haat, maar onverschilligheid’
Afgelopen week pakte ik tijdens het eten de papieren zaterdagkrant. Eerst las ik een goed artikel over spookstad Wuhan (waar Leen Vervaeke vrijwillig naartoe ging!) daarna volgde Rosanne Kropmans ‘De foto’s van Johann Niemann, de vernietigingsexpert van Sobibor’. De paginagrote foto van de SS’er op zijn paard maakte niet direct een onuitwisbare indruk. Maar nog geen twee alinea’s en drie happen verder werd ik misselijk en legde de krant weg.
‘Het geringe aantal mensen dat de gruwelen kon navertellen, is een van de redenen dat deze drie plekken relatief onbekend zijn. Belzec telde twee overlevenden, op een geschat dodental van 430 duizend. In Sobibor haalden 58 van de circa 170 duizend gevangenen het eind van de oorlog. 67 mensen overleefden Treblinka, op een geschat dodental van 925 duizend.’
Er schieten allerlei gedachten door mijn hoofd, óók dat het erg ongepast is om dit tijdens het eten te lezen. Misschien komt het door een samenloop van omstandigheden hard aan? Marcel Mörings prachtige In Babylon (uit het AH-biebje) ligt op mijn nachtkastje. En geheel toevallig (oké, toeval bestaat niet) liep ik laatst tijdens een avondwandeling langs hypnotiserend oplichtende blauwe stenen. Er hing een gewijde sfeer; een jongen vertelde dat het om Daan Roosegaardes Holocaustmonument Levenslicht ging. Op Twitter zag ik allerlei berichten over Auschwitz, inclusief foto’s van vermoorde baby’s. Maar ja, daar scrol je dan tijdens je werk doorheen, en het waren er soms ook zoveel (jaja, gutmensch-bubbel, uiteraard).
De Tweede Wereldoorlog is voor mij altijd een belangrijk gegeven geweest, mede doordat mijn ouders die allebei bewust hebben meegemaakt en ik twee jaar bij een Joods gezin heb gewoond. Zo gaf mijn vader me extra zakgeld als ik een onvoldoende voor Duits haalde. Op de piano lagen muziekboeken die grote indruk op me maakten vanwege de gaten van een granaatinslag. Mijn opa en oma van moeders kant hadden meerdere Joodse onderduikers in huis gehad, waar ze een Yad Vashem-onderscheiding voor kregen. Een van de anekdotes die me altijd zal bijblijven is dat mijn moeder toen ze ziek was te horen kreeg dat ze even naar ‘oom Joepie’ op zolder moest gaan. Ze zal zo’n zeven, acht jaar zijn geweest en snapte niet waarom een timmerman verstand had van koorts.
Laten we jongere generaties in Nederland alsjeblieft bijbrengen dat onverschilligheid het ergste is wat je je medemens kunt aandoen.