De kier
Mijn handen maken een kier tegen het glas van de treincoupé. Eén oog ziet door mijn zelf gecreëerde kier het stille landschap van Drenthe voorbijglijden. Na het dorp Hooghalen begint de trein vaart te minderen, waarna de bebouwde kom van Assen al snel in zicht komt.
Ik kom helemaal uit Amsterdam. Daar maakte ik eerder op de dag een foto van zijn vroegere woonadres, een prachtig pand van anderhalve eeuw oud. In de trein bekijk ik een andere foto, een foto van meer dan 75 jaar geleden. Op die foto zie ik een groepje jonge mannen in uniform. Maar in de linker bovenhoek op die oude foto, verscholen achter een heg, zie ik iets schokkends.
Een siddering gaat door mijn lijf. Nee, koud is het niet in mijn coupé.
Ik besef ineens dat ik nu een foto van zijn woonadres heb én een foto van het gebouw waar hij zijn laatste adem probeerde te bewaren. Maar hij was kansloos, hij stikte.
Mijn handen vormen weer die kier tegen de ruit. We zijn vertrokken uit Assen, een hunebed komt in een ogenblik voorbij. Zou hij dit hunebed gezien hebben?
De foto van het groepje mannen in uniform ligt naast mij. Het bijna verborgen stukje van die foto zorgt voor de siddering. Ik zie daarop de bovenkant van twee gebouwtjes. In het eerste gebouwtje werd het hoofdhaar van de vrouwen afgeknipt en in het tweede gebouwtje moest iedereen zich binnen anderhalf uur na aankomst gaan ‘douchen’.
We naderen Groningen. Meer dan 75 jaar geleden reden ze hier ook, tussen Assen en Groningen.
Hij voelde de wind door de kier, misschien een regendruppel. Voor frisse lucht hield hij zijn neus dicht bij die kier. Een splinter van het hout bleef in zijn wang steken. De trein met vele kieren zonder glas was onderweg naar ergens. Die kier in zijn veewagon zorgde voor een vleugje verfrissing in de benauwdheid van opeengepakte mensen. Die kier vervaagde de stank, een mengeling van zweet, urine en braaksel.
Ik kijk op mijn schermpje naar de foto van zijn Amsterdamse geboortehuis. Dan zie ik weer die krantenfoto van het groepje mannen in uniform, in SS-uniform, met daarachter, in een hoekje, het laatste gebouw van zijn leven. Het gebouw met de gaskamers van Sobibór.
Is het een regendruppel of een traan op het glas? Mijn handen kunnen geen kier meer maken.