Biodiversiteit in de tuin
Ik zag mezelf zitten in de schoolbanken voorover gebogen. Het was lang geleden. Ik keek gebiologeerd naar 4 afbeeldingen van vogelsnavels. De vraag luidde : welke vogelsnavel hoort er bij een insecteneter ? Het was een vraag uit de citotoets van 1970, die ik toen niet begreep. ”. Dit soort vraagstukken had de onderwijzer van de school met den bijbel nooit behandeld in de biologielessen. Ik kende de verhalen uit Genesis, maar wist niets over de evolutiebiologie. Laat staan over de Darwinvinken.
Nu 50 jaar later deed ik mee aan de nationale tuinvogeltelling. Ik telde, gezeten in een comfortabele zetel op de veranda , in een half uur : 15 mussen, 3 turkse tortels, 1 koolmees en 1 merel. Als u weet dat de totale populatie mussen rond een miljoen schommelt. Was het aantal dat ik in mijn tuin trof op een zonnige zaterdagmiddag : een te verwaarlozen aantal. Ik had vogelvoer in een silootje gestopt en aan een stevige tak van de enige boom in mijn tuin opgehangen. Net als de rattenvanger van Hamelen, had ik de vogels naar mijn tuin gelokt. Ik zat daar met een missie . Niet om te tellen, maar om de snavels te inspecteren en te vergelijken.
Zou ik dan uiteindelijk die vraag van de Cito gaan beantwoorden ? De huismus, de heggemus en de ringmus zijn zaadvogels, die zich in mijn tuin zich thuis voelen. Net als de Koolmees en de Tortel. De insecteneter, zou ik hier minder aantreffen. Toch was dit niet waar. Want wat schetste mijn verbazing. Er trippelde ook een echte insecten eter door mijn tuin. Ik herkende de snavel als één van de afbeeldingen uit de citotoets van 1970. Een prachtige vogel met een lange, spitse snavel.
Gevoelsmatig had ik 50 jaar geleden het goede antwoord gegeven. Ik had toen gekozen voor de afbeelding van de vogel met de langste snavel. Dat leek me logisch. Ik viel bijna van mijn stoel. De vogel was een merel. Een vogel die niet hoog in de lucht vloog of bekend stond om haar zangtalent. Een vogel die vaak maar wat in z’n eentje rondscharrelde. Als een oude straathond in desolaat landschap. “Onze lieve heer” kent vreemde kostgangers, hoor ik mijn onderwijzer zeggen. Maar Iedere kostganger draagt bij aan de diversiteit. Zoals de huismus, de koolmees, de tortel en de Merel bijdragen aan de biodiversiteit van mijn tuin.