Ja hoor, heb je die weer
Thuis, bij mijn vrienden en op school sta ik bekend om mijn stress. Met nog meer dan genoeg tijd voor een deadline betekent dit voor mij meer dan genoeg tijd om hier alvast over te stressen. En gebeurt er iets dat me lichtelijk beangstigt, dan spelen er al minstens drie verschillende scenario’s zich in mijn hoofd af.
Een tijdje terug brak er een stukje van mijn rechterkies af. Dit resulteert bij mij gelijk in zweetoksels, kippenvel in mijn nek en een kloppend hart in mijn keel. Of wel, stress. Meteen bel ik mijn vader op, dat doe ik altijd bij dit soort dingen. “Zou ik dan misschien een gaatje hebben?” Vraag ik. “Ja misschien wel.” Ik hang op en bel gelijk de tandarts die natuurlijk nét pauze heeft. Tijd genoeg om te speculeren over of mijn hele gebit vol gaatjes zit en al mijn tanden er uit moeten. Ik kan ze over drie kwartier pas terug bellen.
Een paar dagen later zit ik op de fiets richting de tandarts. Voordat ik plaats kan nemen in de wachtkamer, dat overigens een iets te klein en ongemakkelijk stil hok is, wordt mijn naam al omgeroepen. Ik loop mee naar de behandelkamer en kom daar de tandarts tegen die ik vroeger had. “Ik vertelde net mijn assistent dat ik je 10 jaar geleden ook behandeld heb!” Met een ongemakkelijk lachje vertel ik haar dat ik haar denk nog wel een beetje te herkennen. Ik ga in de ietwat plakkerige stoel liggen om vervolgens in een fel witte lamp die wordt omringd door fel witte TL-buizen te mogen kijken.
Nog geen vijf minuten later zit ik alweer rechtop. Geen gaatjes, oké gelukkig, opluchting. “Ik zie wel dat je knarsetand.” O, o, denk ik. “Dit is vaak een oorzaak van stress.”
En ik denk bij mezelf: ja hoor, daar heb je die weer.