Het kerstdiner
‘Papa is dood’, huilt mijn negenjarig dochtertje.
‘Welnee,’ sus ik haar. Ik klop het Mickey Mouse-dekbedovertrek nog eens op en streel over Brigits haren. Uiterlijk ben ik de moeder die alles onder controle heeft en haarfijn kan uitleggen dat ze echt niet verkeerd is geboren omdat pestkoppen haar op het schoolplein nooit laten meespelen.
In mijn binnenste heerst echter paniek. Voor de zoveelste keer speel ik in mijn hoofd de film af van vandaag, eerste kerstdag. Mijn schoonmoeder is bij ons te gast.
‘Ik maak wel het toetje,’ zegt schoonmama twee weken eerder. ‘Je weet hoe dol Koen is op griesmeelpudding met bessensap en het scheelt jou weer werk.’ Al is ze eenentachtig jaar, schoonmama duldt geen tegenspraak. Haar vingers staan krom van de reuma, maar haar nagels zijn keurig gelakt. Niet felrood; een parelmoerachtige glans geven haar nagels een chique uitstraling die hoort bij een dame op leeftijd. Althans, zo denkt schoonmama erover.
Op eerste kerstdag draagt ze een crême-achtige blouse met een vlinderstrik. De zandkleurige plooirok past er goed bij. Keurend blikt ze om zich heen. ‘Een mooie kerstboom!’
Even later zet ik de doos Rummikub op tafel. Mijn schoonmoeder is een spelletjesmens. Iets wat ze gemeenschappelijk heeft met Brigit. We spelen een paar spelletjes, waarvan Brigit de meeste wint. Zij heeft de gave dat ze in één oogopslag cijfercombinaties ziet die mij ontgaan. ‘Wat heb je toch een domme moeder. Heel goed van jou!’ prijs ik haar.
‘Dat zeg je toch niet tegen je kind. Zij moet ontzag voor jou hebben,’ sist mijn schoonmama.
Het gourmetten is vrij snel achter de rug. Midden op tafel prijkt de griesmeelpudding. ‘Wil je een groot of een klein stukje?’ vraagt schoonmama aan Brigit. ‘Ik lust dat niet. Het ziet er vies uit,’ griezelt Brigit.
‘Jullie moeten haar eens leren dat ze waardeert wat ze voorgeschoteld krijgt.’ Schoonmama schuift haar stoel naar achteren en werpt haar handen dramatisch omhoog. Snel praat ik erover heen; nog even en dan brengt Koen zijn moeder naar huis.
Het journaal waarschuwt voor spekgladde wegen. ‘Ik heb mijn medicijnen niet bij me. Ik moet en zal naar huis,’ zegt schoonmama. Pas drie uur later belt Koen vanaf zijn moeders woning. Mobieltjes moeten nog worden uitgevonden. ‘De snelweg was gedeeltelijk afgesloten. Ik heb de pont moeten nemen.’
Om twee uur ’s nachts is Koen eindelijk weer thuis. Brigit kan naar dromenland vertrekken.