Sinterklaas in groep vijf
’Ik vond de les saai, toen maakte ik okselscheetjes. Juf Jolanda stuurde me de klas uit’. Zoon vertelt het terloops terwijl hij geconcentreerd zijn frietje door de saus haalt.
‘En toen?‘ Toen mocht ik bij juf Sandra in de klas’. Een grote klodder saus komt op zijn shirt terecht. Ik kijk er naar, slik mijn woorden in. Zwijgend overhandig ik hem een servet. Hoe vond je dat? vraagt zijn vader. ‘Leuk, ik heb trema geleerd’. Hij stopt even met eten, zijn pupillen worden groot. Bijvoorbeeld kanoën, knieën. De juf stuurt me weg voor straf, maar ik vond het veel leuker bij juf Sandra’. Hij kijkt triomfantelijk.
Overmorgen moet zijn surprise af zijn. De schoenendoos die ik heb beplakt, staat op tafel. Heb een vierkant gesneden uit de deksel, folie aan de binnenkant bevestigd. Op de bodem heb ik groen papier geplakt, in het midden een dunne, witte cirkel. Zoon had over mijn schouder meegekeken en aanwijzingen gegeven. De volgende dag heeft hij een verjaardag bij vriendje Hesse. ‘Kijk’ zeg ik tegen hem als hij van zijn feestje thuis komt en wijs naar zijn voetbalveld. ‘Cool’ reageert hij en pakt zijn tablet.
‘Hoe zullen we de doelen maken, Ik hoop dat ik het haal, laat ik me ontvallen tegen man, als zoon op bed ligt. ‘Ik het haal’ echoot man. ‘Het is zíjn surprise, laat hem op zijn minst meedenken’.
De volgende ochtend zet ik zoon aan het werk. ‘Hier, een strook papier, teken jij het publiek op de tribune. Plakken we het daarna in de doos’. ‘Dat kan ik niet’. Hij kijkt humeurig. Ik doe het ‘m voor. Aarzelend begint hij. Al gauw ziet het er vrolijk uit. Over elk poppetje is nagedacht: haar, ogen, petje, bril. ‘Als het af is, doe je de volgende strook, dan inkleuren, hier heb je je stiften, zeg ik enthousiast. ‘Dat meen je niet, reageert zoon getroffen. ‘Weet je hoeveel werk dat is ?’. ‘Het is jouw surprise’ zeg ik uiteindelijk. Het is leuk als je die andere strook ook vol tekent. Hebben we twee tribunes met mensen, dat is gaaf, spoor ik hem aan.
Ik voel vorsende ogen van man op me gericht, negeer zijn blik, richt me tot zoon: ‘Daarna maken we samen de spelers van klei, verf jij er streepjes op als shirt, in de kleuren van zijn voetbalclub. Cool toch, eindig ik jubelend.
‘Ik ga nu eerst even pauze nemen van deze poppetjes tekenen, die andere kant doe ik zo wel. Zoon legt zijn potlood neer, pakt zijn tablet en ploft neer op de bank.
Hè hè, zucht hij.