Schaatsen
‘Ik zal jullie eens een poepie laten ruiken’ zeg ik met gespeelde bravoure. Zoon schatert. We zitten in de auto op weg naar de ijsbaan. Ik heb sinds kort nieuwe schaatsen, verjaardagscadeau van man. Met het huren van schaatsen hield ik nog een slag om de arm. De toon is gezet, nu moet ik wel. Als we even later het gebouw binnenlopen, zien we de levensgrote foto’s van Sven Kramer en Ireen Wüst aan de muur. ’Ik word net zo goed als Sven Kramer’, roept zoon uit. En hij meent het.
Ik ben de enige volwassene op de baan die de uiterste buitenrand pakt, heel behoedzaam. Links, rechts, links. Plots raak ik uit mijn evenwicht, klap hard met mijn linkerknie op het ijs. Verdwaasd blijf ik liggen. De muziek van Bruno Mars klinkt vrolijk uit de speakers. Dan dwing ik mezelf tot staan. Trillend van schrik zoek ik steun bij het kussen. Mijn knie klopt. Adem in, adem uit. Voorzichtig laat ik het kussen los. Dankbaar dat ik niets heb gebroken maan ik mezelf tot schaatsen. Na één rondje stop ik weer. Ik kijk hoe gebogen mannen en vrouwen met een arm op de rug, trefzeker hun slagen maken. Ook man komt voorbij. Rustig zwiert hij over het ijs. Zoon is op dit moment de jongste, zie ik. Zijn slagen zijn aanzienlijk korter maar hij doet het met de week beter.
Ze komen even bij me staan. Man straalt van energie, hij is zichtbaar in zijn element. Zoon lacht, zijn ogen glanzen. ‘Ik ben trots op mijn mannen hoor, als ik zie hoe goed jullie schaatsen’ zeg ik luchtig. Ze kijken me aan. ‘Je moet proberen langere slagen te maken mama, reageert mijn zesjarige. ‘Ik val ook, maar ik sta gewoon weer op en ga door’. Hij heeft gelijk. Ik stap weer op het ijs en ga. De zon schijnt, de muziek stelt gerust. Ik krijg de slag niet meer goed te pakken, leg me erbij neer en schaats door.
Thuisgekomen, voel ik me lekker. Dat weet ik nog van vroeger, schaatsen doet goed. Of zou het van opluchting zijn? ‘Kijk’, zoon wijst naar het scherm, ‘ik heb de tv vast voor je aangezet: kunstschaatsen. Kun je zien hoe het moet’.