Pokerface
Zoon, negen, gaat voor het eerst alleen op de fiets naar school. Uitvoerig leg ik uit hoe hij de kortste route naar de overkant van de verkeersweg moet fietsen. ‘Mama, ik ben zo’n gast die met een pokerface kijkt, maar ik snap je al na een minuut. Dat is het meest irritante aan jou, dat je een heel verhaal houdt, wat veel korter kan’. Verbluft kijk ik hem aan. ‘Als jij zo uitdrukkingsloos kijkt, denkt de ander dat je het niet snapt. Misschien kun je beter je pokerface veranderen. Als je dit op school…’. ‘Daar ga je weer, mama’.
‘Loslaten’ denk ik en pak mijn rugzak. Na een half uur trammen, sprint ik naar de bus. Hijgend blijf ik voor de deur staan. Rijd je nog mee? vraagt de chauffeur. ‘Als het nog past!’ ‘Altijd toch’ zegt hij met een grijns, zijn oorringetje licht fel op door een zonnestraal die naar binnen schijnt. De ruiten van de bus zien groezelig. Ik wurm me door de mensenmassa, grijp snel een lus. Na een kwartier kan ik zitten, kijk naar buiten, zie niets.
Ik druk op de knop voor mijn halte, sta op, pak mijn tas, maar die werkt niet mee. Uit alle macht ruk ik aan het riempje van mijn rugzak, dat klemvast zit tussen de twee stoelen. ‘Jezus’ laat ik me ontvallen. In paniek trek ik als een bezetene aan het riempje. De bus stopt. Achter me hoor ik het sissende geluid van deuren die openen. ‘Chauffeur, ik wil uitstappen, maar mijn rugzak zit vast!’ Ik hoor hoe hulpeloos mijn stem klinkt. Het meisje op de stoel achter me, doet een oortje uit: ‘rustig blijven en naar rechts trekken’. De chauffeur zet de motor stil en loopt naar me toe. Behulpzaam trekt hij aan mijn tas. ‘Zo dat is knap’ reageert hij. Ook hij krijgt de tas niet los. Ik zie ongeduldige blikken van passagiers, kijk naar de rug van de chauffeur.
Plotseling schiet het riempje tussen de stoelen los, de buschauffeur verliest bijna zijn evenwicht. Snel neem ik mijn rugzak van hem over. ’Excuses voor deze hysterische actie’ roep ik dwaas. Twee pubers wisselen een spottende blik uit. Ik zie het nog net voordat ik de bus uitspring.
’s Avonds als ik thuis kom, zit zoon tot mijn opluchting, achter het computerscherm. Hij draait zich om. ‘Hee mama, ik ben er nog’ zegt hij vrolijk.