We hebben U gemist
Ik open de brievenbus die aan de zijkant van het huis hangt. Er ligt een briefje in. ‘We hebben U gemist.’ Het pakketje is bij de buren afgeleverd. Ik probeer er even over te zuchten. Een zucht van irritatie. En vermoeidheid. Omdat ik het pakketje nu zelf moet ophalen. Gelukkig ligt het bij de buren en hoef ik niet nog een dag wachten. Dan zie ik het huisnummer op de andere kant van het briefje staan. Nummer 51. Dat is aan de overkant van de straat Ik schud nee en denk bij mezelf, wat nou gelukkig.
Ik loop naar buiten. Ik stap tussen de auto’s door naar de overkant van de straat. Onderweg zit ik vloekend tegen mezelf te praten ‘Was ik nou maar thuis gebleven, dan had ik niet naar die rot buurvrouw hoeven te lopen.’ Altijd maar aardig doen, terwijl we allebei weten dat we een gruwelijk hekel hebben aan elkaar. Het huis ziet er anders uit dan de overkant van de straat, waar ik woon. Eerst de trap en dan pas de donker blauwe voordeur. Ik bel aan en hoor gelijk gerommel aan de andere kant van de deur. En ja hoor, daar staat ze weer. De oh zo lieve overbuurvrouw met dat lelijke lange blonde haar en altijd iets van panterprint aan. Afschuwelijk.
Gelukkig heeft ze het pakketje al onder haar arm. Ze weet waarom ik kom. Ik trek de doos zo snel richting mijn kant en bedank haar. Dan is het stil. Ik heb mijn pakketje en draai me zo snel mogelijk om. Zodra ik mijn voet op de eerste trede zet hoor ik ineens een rokersstem achter me. ‘Wat zit er eigenlijk in het pakketje?’ Altijd zo nieuwsgierig. Nooit vragen hoe het gaat. Ik lieg snel dat er wat kleding in zit, het gaat haar niks aan wat ik bestel. ‘Dag’ zeg ik en ik draai me weer om en loop van de trap af. Tussen de auto’s door. Snel weer naar binnen. Hopen dat ik de postbode de volgende keer niet misloop, maar het gebeurt elke keer. Elke keer weer naar diezelfde verschrikkelijke buurvrouw.