Ongemakkelijk familiebezoek
Het is muf. Ik weet niet of muf nou per direct hét perfecte woord vormt voor de geur in deze stoffige woonkamer, maar ik vind van wel. Tegenover mij zit mijn oudtante Gabriëlla en ze deelt koekjesrecepten met mijn moeder. Mijn vader zit in een hoek van de kamer te kletsen met mijn oudoom Wieger en dat gesprek gaat zo te horen over oldtimers. Hoe nutteloos en saai deze gesprekken ook klinken, ik zou er alles voor doen om met ze te ruilen en het recept voor chocolade-bosbessen koekjes mijn oren te laten strelen. In tegenstelling tot hen zit ik namelijk naast mijn achternicht Berta, de voorzitster en tevens ook enige lid van de club die mij maar wat graag tot het meest afgrijselijkste wezen van de wereld zou willen benoemen. Op mijn derde heb ik per ongeluk haar pop omgebracht en sindsdien haat ze me met alle vezels in haar lichaam. Het feit dat ik uitgerekend naast háár zit, maakt deze dag er alleen maar erger op. Vandaag ben ik namelijk ook nog eens gepromoveerd tot “van 9 tot 5 kantoorslaaf”, maar gelukkig kan ik uitkijken naar een gezellig dinertje vanavond. Hopelijk zorgt dat dinertje voor wat licht in de brouwerij en vergeet ik mijn waardeloze promotie en Berta. Ineens voel ik de ogen van Berta (als je het over dat mens hebt…) door me heen priemen. Geïrriteerd kijk ik haar en haar afkeurende blik aan, doe mijn mond open om iets te zeggen, maar word dan afgeleid door de stem van mijn oudoom Wieger.
‘Tinus?’
Opgelucht dat ik niet meer naar de uiterst hinderlijke Berta hoef te kijken en mijn adem niet aan haar hoef te verspillen richt ik mijn aandacht op hem, hopend op een leuk onderwerp.
‘Hoe gaat het eigenlijk op je werk?’