Ode aan de kat
De kat is de ZZP’er onder de huisdieren. Waar de hond met zielige oogjes wacht tot hij uitgelaten wordt, daar laat de kat zichzelf uit. Een dichte deur? De hond kijkt naar zijn baasje, de kat grijpt naar de klink.
Katten hebben geen behoefte aan een hogere macht die ze vertelt wat ze moeten doen.
Een carrière onder de TL-verlichting? Leuk voor een hond, niet voor een kat. Werkdagen van negen tot vijf? De kat haalt er zijn neus voor op. "Laat die honden maar vergaderen, ik doe lekker mijn eigen ding", denkt de kat – en geen dier dat ‘m ongelijk geeft.
De kat vermaakt zich wel.
Je kunt een kattenbak neerzetten maar geen probleem al je het niet doet. De tuin is ook prima. De kat improviseert er lustig op los. Brokjes vergeten? Dan maar jagen. Lekker insecten achtervolgen en kauwen op de knapperige vleugels van een libelle. Doel? Lol hebben. De kat weet als geen ander dat het leven geen hoger plan heeft, en dat je zelf de slingers moet ophangen.
Sluit een hond op in een kooi en hij zal gaan liggen. Doe hetzelfde bij een kat, en hij zal je duidelijk maken dat je onmiddellijk het deurtje moet openen. Bij de hond kun je rustig twee vingers tussen de tralies steken. Bij de kat raad ik je dat sterk af.
Katten zijn de zelfrijdende auto’s van het dierenrijk. Wij zijn de bestuurder die – in geval van nood – de automatische piloot kan overrulen. Als er weer eens een vaas dreigt te sneuvelen, of als de bank wordt gesloopt.
Verder mogen we blij zijn dat de kat ons gezelschap wil houden. Zo leuk zijn mensen nou ook weer niet.