Kermis en croissantjes
Harde popmuziek doet mijn oren suizen; mijn ogen moeten wennen aan het felle neonlicht. Om de paar meter staan er piekfijn geklede jongedames die me de lekkerste douchegel, een eeuwig jonge huid en mooie nagels beloven.
Ik loop door een groot Indiaas winkelcomplex waar honderden families komen om zich te vermaken. Er is een minikermis voor kinderen, fastfoodketens voor hongerige zielen en tal van prachtige etalages waarvoor dames zich staan te verlekkeren.
Na een paar weken fietsen over rustige plattelandsweggetjes, met hier en daar een houten winkeltje, een kleine cultuurschok. Ik moet wennen aan de overdaad aan luxe. De opgewonden sfeer en de verleiding die dat met zich meebrengt, maakt me onrustig. Ik betrap mezelf erop dat ik oordeel over de mensen die met tassen vol winkels uitlopen. ‘Alsof ze dat allemaal nodig hebben,’ gaat er door mijn hoofd. ‘Kijk naar mij, ik ruilde broodjes kaas in voor drie keer per dag rijst en groenten; frisse lakens voor een klamme tent, en een schone badkamer voor prikkelbosjes. Het afgelopen jaar leerde ik simpel te leven. Ik ben tevredener dan ooit, toch?’
Mijn oog valt op de advertentie van een bakkerij. Een aanprijzing van de lekkerste broodjes in heel India. Snel kijk ik waar ik de desbetreffende bakkerij kan vinden. Ik heb zin in croissantjes. Even later zit ik in een zachte stoel met een menukaart in mijn hand. De geur doet me watertanden en als de ober komt, bestel ik niet één maar twee broodjes. ‘Die heb ik wel verdiend’, overtuig ik mezelf blij.
Nog voor mijn tweede broodje ben ik al aan het fantaseren over een toetje. Waar is eigenlijk het verschil gebleven met de mensen die ik zojuist nog veroordeelde? Ja, onderweg met een tent in een weiland, en rijst en groenten als ontbijt, houd ik wel stand. Dan schik ik me simpelweg naar het comfortlevel van het moment. De uitdaging doet zich pas voor op momenten dat er keuze en overdaad is. Dan zwicht ik voor de verleidingen in de etalages – net als de uitgedoste dames. Een ander niveau, hetzelfde principe.Ik neem de laatste hap. Mijn maag vertelt me dat het genoeg is geweest. Het drukke winkelcentrum laat ik achter me.
Stiekem verheug ik me weer op de komende kleine dorpsweggetjes zonder advertenties. Het geluid van vogeltjes en een simpel maal van rijst en groenten. Het zou zomaar kunnen dat ik de afgelopen week op het platteland, zonder verleidingen, tevredener ben geweest dan vandaag in de stad, ondanks alle verwennerijen.