Trek je aan wat je aantrekt!
Dat vraag ik u af. Of je, net wakker, al geconfronteerd wilt worden met homoniemen. Dat je geeuwend voor de kledingkast aarzelt. Je partner vraagt wat er is en je antwoordt dat je je afvraagt wat je vandaag aantrekt. Je bent nog niet klaar bent voor het: ‘Nou, vervelende mensen denk ik. Of vliegen en muggen, of rampspoed en ongelukken’.
Nee, je staat in dubio of het jeans wordt of corduroy. Lange of korte broek. De vraag is niet wat je aantrekt, maar jij aantrekt. Daarna wat jou aantrekt. Een veelbelovend zonnetje, een heldere frisse winterdag, het vooruitzicht van een hike in de bossen? Waar heb je zin aan, waar heb je trek in, wat trekt je aan? Nog even geen bijdehante homoniemen in ieder geval, die kan ik zo vroeg op de ochtend nog niet wisselen.
Aantrekken is zo’n homoniem. Zo’n woord dat hetzelfde wordt geschreven en zelfs wordt uitgesproken, maar duizend-en-een betekenissen kan hebben. Al naar gelang het gebruikt wordt of om welke situatie dan ook te duiden.
Zoals het woordje ‘week’. Het is natuurlijk 7 dagen, maar kan ook wat zachts, blubberigs zijn. En anders de verleden tijd van wijk. Niet dat een vooroorlogse wijk meteen een week wordt genoemd, maar in de zin zoals je week van iemands zijde. Die zijde is dan niet het product van de zijderups, maar in de betekenis van iemands kant. En dat kant is nou ook weer niet een of ander kunstzinnig weefsel, alhoewel kant dan wel weer van zijde gemaakt kan zijn… Zo gaat dat dus met homoniemen, je gebruikt hetzelfde woord, in verschillende betekenissen. En als je even niet oplet is de verwarring groot en levert geinige gesprekjes op.
Bijvoorbeelds de verslaggever die vraagt aan de trainende atleet: ‘Wat doe je?’. ‘Nou, even strekken en aan ’t rekken’. ‘Aantrekken?’. ‘Neehee, aan het rekken’.
‘En, plannen, zo aan het begin van het seizoen?’ ‘Nou, eerst een nieuwe coach aantrekken, dan mijn nieuwe spikes en daarna de sprint’. ‘En ben je er nu helemaal klaar voor?’. ‘Niet helemaal, ik moet er wel nog even stevig aan trekken’.
‘En dat aerodynamische pak dat er nu is, is dat iets wat je aantrekt?’. ‘Mwoah… ik vind het mooi, het trekt me wel aan, maar ik trek het niet aan’. ‘Maar het is supersnel?!’ ‘Ja, dat wel, maar het wordt met kinderarbeid in elkaar gezet en dat vind ik niks. Het is natuurlijk wel zo dat ik me aantrek wat ik aantrek’.