Surfen op emoties
Ik sta op een surfplank. Om me heen slaan de golven tegen mijn surfboard aan. De lucht wordt donkerder, en de wolkenpartijen betrekken. Een donkere gloed maakt dat het water een onheilspellende indruk geeft.
Andere mensen dommelen over het algemeen rustig in hun bootjes, of staan veilig aan de waterkant. Ik snap niet hoe ze hun bootjes in bedwang kunnen houden. Ze lachen en gieren het uit van plezier en bevinden zich in een extase van geluk, zonder daar aan onderdoor te gaan. Al is dat misschien alleen maar schone schijn.
De mensen kabbelen verder met hun bootjes, maar ik ben inmiddels in gevecht met mijn surfplank aan het strubbelen tegen de natuurelementen. De golven worden hoger, de lucht nog donkerder. Het begint te regenen, en de druppels slaan me in m’n gezicht. Ik steek mijn tong uit, en probeer net zo te genieten van het leven als anderen doen. Zelfs in deze benarde omstandigheden.
De golf overspoelt me, en voor ik het weet spoel ik aan op het strand. Lachende mensen met zonnebrand op hun gezicht staren me aan. Ze lijken kalm, terwijl ik in de golven lig te spartelen. Ik schaam me, en vraag me af "Waarom ben ik niet als hun?"
De storm is gaan liggen en er heerst rust en kalmte, ondanks dat een omslag op de loer ligt. Even geniet ik met samengeknepen ogen door mijn wimpers kijkend naar de kabbelende golven en de glinstering van de zon die het tafereel van een laatste lichtbron voorziet.
De golf die aan komt rollen, is er een van een ander level. Ik zet me schrap, buig mijn benen naar voren en glijdt de golf in. De golf torend boven mijn hoofd, maar ik heb alles onder controle, in balans.
Het volgende moment heb ik water in m’n oren, en zout in m’n neus. Ik heb het gevoel dat ik ga verdrinken, het is al zwart met vlekken voor mijn ogen. Het is donker, ik kan me de diepte in laten glijden. Het wateroppervlak langzaam te zien vertroebelen.
Opgeven is daarentegen geen optie, hoe hoog de golven ook boven me uit parelen. Als ik eenmaal boven ben gekomen begin ik te watertrappelen. De stroom is sterk. Het water ontneemt me het zicht. M’n voorhoofd is bezweet ondanks de koude onderstroom. Ik spartel met m’n armen. Na een poos ben ik moe van het watertrappelen.
De zee is onstuimig. Ik ploeter voort, en misschien moet ik de surfplank laten voor wat het is. Het strand op, met open blik en hoofd omhoog me focussen op de verbrede horizon. Rustig voortkabbelen en dobberen op een luchtbed in de zee, net zoals de anderen doen.