Over liefde voor dieren, de lusten en de lasten…
Mijn vriend en ik zitten in de wachtkamer van de dierenkliniek.
Onze lieve Morris hebben we bij de dierenarts achtergelaten. Na een half uurtje à drie kwartier zal ‘het’ achter de rug zijn.
Thuis sprong Morris spontaan in zijn reismandje, nog niet wetend wat hem te wachten stond. Maar dat hebben we hem ook maar niet verteld.
‘Het’ moest er van komen. Hij is 7 maanden en het is nu al een echte buitenkat. Ik had dan ook niet anders verwacht van een boerderijkat.
Met gemengde gevoelens (een licht schuldgevoel, maar ook een soort van opluchting) bedachten we dat het nu het goede moment zou moeten zijn.
In de wachtkamer tijdens het inloopspreekuur bij de dierenarts hoef je je nooit te vervelen. Er ontstaan meestal de mooiste gesprekken met andere dierenliefhebbers. Lief en leed wordt gedeeld.
Het is redelijk rustig deze keer, dat is soms weleens anders.
Een homostel heeft een hondje en een kat bij zich, een vrouw naast ons heeft haar bejaarde, inmiddels blinde kat in een reistas naast zich neergezet. De kat eet en drinkt nog prima, maar gaat niet meer op de bak. Zoooo zielig. Schuin tegenover ons zit een man met een heel vrolijke Stafford.
Daarnaast zit een vrouw met een ‘Création d’Amour’ zoals ze het zelf noemt. Die gaan we onthouden, klinkt natuurlijk veel beter dan ‘vuilnisbakkenrasje’.
De een na de ander verlaat de wachtkamer en komt terug met goed nieuws of helaas met verdrietig nieuws en soms ook heel veel tranen (Slik!) Ik begin ondertussen toch wel een beetje onrustig en wiebelig te worden en hoop maar dat alles goed gaat met ons vriendje. Tegenover ons komt een vrouw met een jonge Golden Retriever zitten.Hij hoeft ‘alleen maar’ ingeënt hoeft te worden. Hij is ontzettend speels en nieuwsgierig. Een oudere vrouw loopt langs met haar Shih Tzu hondje en zegt: “Wat is het toch altijd gezellig hè in de wachtkamer?” Het wordt nog gezelliger als er een meisje binnenkomt met haar twee tamme ratten, de ene is kaal en mist een oog en de andere is al twee en dat blijkt al oud te zijn voor een rat.
Gelukkig, voor we het weten mogen we onze lieverd weer mee naar huis nemen. Een beetje suffig is hij nog wel, onze inmiddels ‘je-weet-wel kater’.
Onze jongste dochter heeft er een mooie benaming voor gevonden: ‘hij’ is nu gewoon ‘genderneutraal’.