Ode aan de oma’s
Wie wel eens in Azië is geweest kent ze misschien. Ze dragen bloemetjespyama’s, zitten op iedere hoek van de straat en je hoort hun schelle stem overal bovenuit. Ik heb het natuurlijk over de oma’s van Azië. Op de markt voeren ze het hoogste woord, in de steden duwen ze verrijdbare eetstalletjes rond waar ze de lekkerste, soms ietwat vreemde, noedelsoepen in verkopen en sommigen zitten de hele dag aan de kant van de weg met drie meloenen voor hun neus. Ik heb ze tot oma gedoopt omdat ze alles weg hebben van een echte oma: de leeftijd, hun scherpe ellebogen in de rij van de supermarkt en het feit dat je er nooit met een lege maag vandaan komt.
Aangezien ik Azië ontdek per fiets, kom ik deze oma’s overal tegen. Zoals vandaag op het Thaise platteland. Ik heb honger en stop bij een oma die klaarstaat achter een tafel met verschillende grote zilveren pannen. Het is altijd een verrassing wat erin zit. Meestal is het een vleesstoofpot met ei, buffelhuid of gebakken kippenkoppen maar dit keer heb ik geluk en komt er een groene curry met varkensvlees en aubergine onder het deksel tevoorschijn. ‘Zonder vlees?’, vraag ik in mijn beste Thais. Oma kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan en vind het allemaal maar gek geloof ik. Ik moet de curry zelf opscheppen en vervolgens hoor ik haar tegen iedereen die het maar horen wil schreeuwen: ‘farang, mangsawirat!’ Wat iets betekent als: ‘buitenlander, geen vlees!’ Het eten is fantastisch en oma kijkt streng doch tevreden naar elke hap die ik neem. Vervolgens wijst ze naar het toetje. Ik schud beleefd nee, maar daar schenkt ze geen aandacht aan. Kordaat zet ze een schaaltje met zoete pompoensoep op tafel. Haar man komt uit de tuin gelopen, die vol ligt met oude autobanden, gereedschap en roestige koelboxen. Hij heeft een grote tros bananen in zijn hand die achterop mijn fiets wordt gebonden. Tot slot moet ik nog een fles koud water meenemen en dan lijkt ze tevreden.
Als ik af wil rekenen blijkt de schade 1 euro te zijn. Oma ratelt nog wat in het Thais en ik knik maar van ja. Zodra ik weer op de fiets zit en omkijk, zie ik oma nog steeds druk gebaren, naar me wijzen en weer vrolijk roepen: ‘ farang, mangsawirat!’.
Wat zou Azië zonder zijn.