Betaald parkeren
Wie bewaart, heeft wat. Dus ja, ik heb hem nog. Mijn eerste spaarbankboekje, uit de jaren tachtig van de vorige eeuw. Vijf procent rente, wat een weelde. “Sparen voor later” was gemeengoed. Voor je eerste auto, die je later overal gratis mag parkeren. Voor je koophuis, waarvan je later de hypotheekrente van de belasting mag aftrekken. Voor je studie, die later een mooie betrekking voor het leven op zou leveren.
Maar toen “later” eenmaal was begonnen, begon de betrekking van het gelaat. De mogelijkheden om hypotheekrente af te trekken werden gaandeweg minder. De studie leidde niet per definitie tot een levenslange baan. Die door Henk Wijngaard bezongen eindeloze baan werd steeds vaker een nationale parkeerplaats. En op steeds meer plekken in de stad verrezen kwartjespalen. Gelukkig was de bank nog altijd bereid jou geld te geven als je jouw waardepapieren bij hen parkeerde.
Inmiddels is het hierboven beschreven “later” verworden tot “vroeger”. De spaarrente moeten we niet meer voor de komma zoeken, maar erachter. Oftewel: afgekapt nul. Daarna werd het afgerond nul. Vervolgens kwam de tweede nul. En de derde. Je inde nog maar een paar eurocent per jaar voor een rug. De inning is achter de rug bij drie nullen. Iedereen, die aan honkbal doet, weet dat.
Nog even, en met spaargeld is het net als met de auto: betaald parkeren. Of, zoals je wilt: bepaald parkeren. Immers: wie betaalt, bepaalt. Wie bewaart, heeft wat: een virtuele kwartjespaal. Let op: geld sparen kost geld. Sparen is goed gemeen geworden. Een financieel blauwtje lopen.
Gelukkig is er nog de blauwe envelop. Aangifte inkomstenbelasting. Makkelijker kunnen we het niet maken. Wel leuker. Want voor het eerst mag ik mijn spaarrente van de belasting aftrekken. “Spaarrenteaftrek” wordt nog een keer woord van het jaar; let op mijn woorden.