Wie betaalt de drankjes?
Stel je voor dat de zon schijnt, je op het terras zit en je iemand ziet zitten die in de bijstand zit. Of misschien is het een Wajonger of een andere uitkeringstrekker. Dan kan je denken: ‘als die persoon hier zit, kan die ook gewoon werken. Dan hoef ik niet via de belasting mijn centen af te geven waar ik zo hard voor werk. Niet eerlijk.’
Die gedachte snap ik. Het is niet altijd fijn om te geven. Zeker niet als je niet weet aan wie. Of nog erger: als je geld gaat naar iemand die geen enkele poging doet om nuttig te zijn voor de samenleving. Ik kan me niet voorstellen dat je een hele dag kan niksen, maar ik kan me ook niet voorstellen hoe het is om een hele dag te werken.
Ik ben een Wajonger. Dat is niet iets wat ik trots zou vermelden, in een Tinderprofiel bijvoorbeeld. Toch schaam ik me er niet voor in tegenstelling tot mijn jongere ik, die zich bovendien mega schuldig voelde als ze iets ‘kreeg’. Ik ben aardiger geworden voor mezelf in de loop der jaren. Wel ben ik bang voor oordelen. Die bestaan en zijn menselijk, maar het wordt vervelend als iemand ze niet bijstelt waar nodig.
Als je bijvoorbeeld iemand op een terras ziet zitten, die in een uitkering zit, kan het zijn dat het een luiaard is die teert op jouw centen. De kans is echter groter dat die persoon genoeg redenen heeft om in een uitkering te zitten. Als je die kent, wil je geen dag van leven ruilen. Misschien zit er iemand met hevige pleinvrees die eindelijk op een terras durft te zijn zonder dood te gaan vanbinnen. Misschien is het iemand met MS die de halve dag op bed ligt, maar die af en toe een moment niet alleen maar ziek wil zijn.
Je kan niet zien wat iemand voelt of denkt als hij van zijn koffie slurpt of wat het hem kost aan inspanning. Voor mij is het zo dat ik blij ben dat ik het ‘durf’ om op een terras zitten. Ik heb het moeten leren en kan het nog steeds niet vaak, maar ik ‘leef’ waar ik kan. Zowel in dat ik me nuttig maak waar ik kan, als in dat ik mag ontspannen. En geloof me, het tweede vind ik lastiger dan het eerste.
Het is niet zo dat als je geen reguliere baan hebt, je niet nuttig bent en niet mag genieten van het leven. Je hebt recht of geluk, ook al ben je ziek of kwetsbaar. Het zou vreemd zijn als je als straf nooit iets leuks mag doen. En juist doordat je wereld groter en leuker wordt als je dingen doet, kan je energie en hoop krijgen waardoor je juist meer kan geven. Soms trakteert de ene op drankjes en soms de ander, maar iedereen mag op een terras zitten.