Pijnlijk zwijgen over de stille meerderheid

John Mulder 27 mei 2019

Politici van het midden kunnen weer met een gerust hart terug zakken in hun stoel en het leven oppakken alsof er niets is gebeurd. De meerderheid van de stemmers heeft zich uitgesproken vóór de EU. De gróótste winst van deze verkiezingen was echter het opkomstpercentage: 40% van de kiesgerechtigden in Nederland is gaan stemmen, het grootste percentage sinds 30 jaar. In sommige landen was dat meer. Tegelijk tekent dat cijfer het grote verlies: 60% van de Nederlandse kiesgerechtigden vond het niet de moeite waard om te gaan stemmen.

Tijdens de verkiezingsavond vorige week kwam vooral een hoop navelstaren en zelfbevlekking op ons af vanuit de diverse bijeenkomsten. Rutte (VVD) was opgelucht dat het redelijke midden had gewonnen, Marijnissen putte zich uit in smoesjes over het verlies van de SP terwijl In ’t Veld (D66) een gefrustreerd soort strijdbaarheid toonde. Het PvdA-publiek zong op tenenkrommende wijze de afwezige Timmermans toe en Wilders (PVV) liet het maar bij een tweet waaruit gefrustreerde motivatie sprak. Baudet zag de toch tegenvallende drie zetels als het begin van een eurosceptisch netwerk in de EU. Niemand had het echter over de 60% kiesgerechtigden die gewoon wegbleef.

Velen ervaren niet het belang van de EU in hun leven en/of ervaren vooral een gedrocht waar ze mee opgezadeld zitten. Een deel wil helemaal niets te maken hebben met wat zij beschouwt als een grote criminele bende. Na de ondemocratische start van de EU, waarbij verdragen werden gesloten zonder dat ‘het volk’ daarover was geraadpleegd, is het gevoel blijven hangen dat ‘we’ toch niets te vertellen hebben, stemmen maakt geen verschil. De reacties van politici lijken dat te bevestigen. Zij zijn niet in staat om de invloed van Europa op een positieve manier voelbaar te maken.

Of het nu lafheid is, onvermogen, of de onweerstaanbare neiging vooral met zichzelf bezig te zijn, onbewust bevestigen politieke leiders het beeld dat velen hebben over de EU: ‘Zie je wel, het maakt niet uit.’ Het is aan politici om te bewijzen dat het wel dégelijk uitmaakt (als dat echt zo is natuurlijk). Groot is de politicus die alsnog de moed toont zich uit te spreken over die zwijgende meerderheid en die bereid is echt werk te maken van een EU die voor iedereen voelbare positieve betekenis heeft. Tot nu zien we echter alleen taferelen van wondenlikkende politici en daartegenover hen die zichzelf en hun partij de hemel in prijzen. Dat biedt weinig hoop voor de toekomst.