Nachtterreur

Marieke Vos 28 mei 2019

Uitgeput laat ik me op bed vallen. Langzaam vallen mijn ogen dicht. Mijn hoofd rust comfortabel op het zachte kussen, de geur van pas gewassen beddengoed in mijn neus. Er klopt iets niet.
Een gevoel van naderende dreiging maakt zich van mij meester.
Mijn slaperige hersens proberen wijs te worden uit deze gedachten. Dreiging, onheil. Maar waarom?
Een oorlog lijkt niet reëel, en daarbij richten Duitsers zich tegenwoordig liever op het eten van bratwurst dan op rassenmoord. Een overstroming is onmogelijk, en daarnaast is zwemmen goed voor lijf en leden. De cruciale leeftijd voor kinderlokkers ben ik al decennia gepasseerd, en de monsters onder het bed zijn minder eng dan de plukken stof die zich daar al tijdenlang ophopen. Tevreden draai ik me om.

Maar dan, wanneer alles pais en vree lijkt, klinkt vanuit de verte gezoem. Steeds dichterbij, tot ik niets anders hoor dan een brom die doordringt tot diep in m’n ziel. Een mug.
Licht aan, rechtop in bed. Zoekend naar de entiteit die mijn nachtrust zo bruut verstoort. Uiteraard niets te vinden. Licht uit, wetende dat dit ritueel zich de hele nacht zal blijven herhalen, tot het moment dat ik in blinde razernij dan maar op de bank ga slapen.

Weet dat kutbeest niet dat de horren voor de ramen daar voor hem hangen? Om te voorkomen dat zo’n minderwaardig creatuur als hij de slaapkamer binnendringt?
De boeddhist in mij heeft ernstige twijfels. Reïncarnatie is hartstikke leuk hoor, maar wat voor een verachtelijk leven moet je geleid hebben om terug te keren als mug? En wat voor een sadistisch, verdorven hart moet je herbergen, om al je insectuele frustraties te komen uitleven in uitgerekend mijn slaapkamer? Dan heb ik nog liever de Duitsers op bezoek.

Drie dagen lang heeft deze zespotige hufter zich rond mijn slaapkwartier opgehouden. Verstrikt een cyclus van oplaaiende, grenzeloze woede vanwege een minuscuul bloedzuigertje dat beter in verstoppertje blijkt dan je mag verwachten van zo’n beestje. Drie dagen lang heb ik mezelf verbaasd over mijn nachtelijk vocabulaire aan scheldwoorden, deze blijkt creatiever en uitgebreider dan ik voor mogelijk hield.
Maar uiteindelijk zegeviert het recht. Na een 72 uur durende battle royale met dit ranzige insect, ligt er bij het ochtendgloren een lijkje in de vensterbank. Hij zuigt mijn bloed, maar houdt geen rekening met zijn beperkte levensspanne.
Ik heb het inmiddels stijve lichaampje opgepakt, en begraven in een bloempot. En vannacht, vannacht zal ik dansen om zijn graf.