Dagboek van een remigrant
Het is een vreemd gevoel wanneer de Boeing 747-wielen na een vijf jaar durend avontuur in het buitenland het natgeregende asfalt van Schiphols Polderbaan raken. Weer terug op nuchtere, Nederlandse bodem mag ik mij nu rekenen tot een schijnbaar aanzienlijke, maar lastig in exacte cijfers te duiden, categorie van terugkeerders naar het vaderland. Ik ben het minder sexy zusje van de immigrant en de emigrant; ik ben een remigrant.
Achter dat label zit een rare cocktail van vertrouwdheid, onwennigheid, blijdschap en je nog niet geheel thuis voelen. Enerzijds is het een feestje van herkenning (maar je moet wel zelf de slingers ophangen) om weer naar de Hema te fietsen of een zonnige lentedag af te sluiten in het Vondelpark met een picknicktas vol stokbrood, humus en witte wijn uit de AH-bonus. Anderzijds voel ik me nu een buitenstaander in de stroom Nederlanders die op automatische piloot en met Kiosk-cappuccino in de hand de trein instappen en gapend de laatste beslommeringen in onze ietwat kneuterige polderpolitiek op de NOS-app lezen. Met nieuwe ogen kijk ik nu naar de wereld waar ik jarenlang gedachteloos in opging. Het zijn vooral de kleine, alledaagse dingen die voorheen onopgemerkt aan me voorbijgingen, maar nu ineens opvallen.
Ik moet nu lachen als mijn familie op mijn oma’s verjaardag in een kringetje rondom de koffietafel gaat zitten (uiteraard nadat ook alle niet-jarigen uitdrukkelijk zijn gefeliciteerd), om een paar uur later weer te vertrekken met een buik vol appelkruimeltaart en borrelnootjes. Ik ben nu geïntrigeerd door mannen met vettig haar die op zaterdagmiddag na de voetbal een nog vettere hap uit de FEBO-muur trekken. Ik glimlach nu als ik een moskee in het weiland zie staan.
Het is een soort limbo; lichamelijk hier maar nog niet geheel geland. Toerist in eigen land. Het achtergelaten leven ver weg is normaal geworden en het dicht bij huis zijn voelt nog vreemd. Ik vind het eigenlijk wel fijn. Ik geniet ervan om thuis te ervaren alsof het een onbekend, ver land is. Toch weet ik dat dat gevoel een houdbaarheidsdatum heeft. Naarmate de dagen en weken verstrijken, voel ik de verwondering wegebben en het automatisme weer inzetten. En dus geniet ik nog maar even van het ANWB-echtpaar dat tegenover me zit en van de met dunne slootjes omlijnde groene velden en Vinex-wijken die langs mijn treinraam razen. Straks is het allemaal weer gewoon.