Golflengte

Robert Beernink 29 mrt 2019

Zondagmorgen, onderweg naar mijn uitgever om de Overeenkomst van Uitgeven te ondertekenen voor twee publicaties die dit jaar op de markt komen. Ter verpozing gaat de radio aan waarop een uitzending gaande is, waarin luisteraars vragen kunnen stellen.

‘Hoe wordt de kilometeraanduiding op de blauwe richtingborden vastgesteld?’, vraagt een mevrouw. ‘Op het bord onderaan de afrit van de N18 staat dat Winterswijk nog tien kilometer is. Wat wordt daarmee bedoeld? Nog tien kilometer tot het centrum? Of de bebouwde kom?’
‘Wat een toeval’, zeg ik tegen mijn reisgenote. We passeren het viaduct over de Winterswijkseweg in Groenlo. Een stuk verderop sluiten we aan in een file: rechts ligt een aanhanger tegen de vangrail en links de bijbehorende auto.

‘Mag elke viswinkel, ook hier in Velp, zich ‘De Volendammer’ noemen?’, wil iemand weten.
De presentator telefoneert met visboer Veerman in Arnhem. ‘In dit geval wel: ik ben een echte Volendammer.’
aar had hij niet voor hoeven bellen, denk ik. Zijn achternaam en afkomst vormen het schoolvoorbeeld van een tautologie.

De ANWB Verkeersinformatie onderbreekt mijn overpeinzingen: de vertraging in onze file bedraagt circa twintig minuten. Ik zie Arnhem links traag langs schuiven. Eenmaal weer op stoom, zoeven we voortvarend verder: A12, A50, A59.

‘Waar komt het deuntje Die zien we nooit meer … terug! eigenlijk vandaan?’
et verbaast ons al niet meer: we rijden op de ring rond de woonplaats van de vragensteller: die van ’s-Hertogenbosch.
‘Wedden dat de volgende vraag uit Breda komt?’
Onze rit duurt echter langer dan het programma.