De zandvlakte in mijn dooie tuin
Al zittend op een stoel in het midden achterin mijn dooie tuin.
Al zittend dus op de zandvlakte die ze mijn tuin noemen.
Of te wel kijkend van mijn gedachtengoed mijn dooie tuin.
Op een vlakke kub witte zand.
Een grote zandvlakte waar de dood regeert dan het leven.
Ik kijk vanuit twee ogen naar voren mijn dooie tuin in.
Om te me te bedenken hoe ik in mijn tuin leven in blaas.
Hoe ik met mijn lege gieter de tuin weer nat maak.
Zit ik op mijn vijfpotige stoel naar voren te kijken.
Waarop naast mij een opblaasboot aangemeerd is.
En daarnaast een draaimolen stil staat van het laatste rondje.
Het laatste rondje dat al jaren geleden geweest was.
Terwijl mijn tuin nog niet zo lang dood is als het laatste rondje.
Of was het wel ooit levend geweest mijn tuin.
Ik kijk een grote tuin in waarin niets anders leeft dan zand.
Om het te redden met mijn lege gieter.
Probeer ik het vanaf twee meter hoogte in de lucht.
Mijn tuin te besproeien vanuit mijn lege gieter.
Om na dagen sproeien er toch achter te komen.
Dat dus de gieter die ik vasthoud met mijn hand leeg is.
En dat mijn zandvlakte gewoon niets meer dan dood is.
Dat ik dus moet concluderen dat het ook zo niets helpt.
Om mijn dooie tuin te redden van de dood.
Maar zolang de zon nog opkomt,
en de aarde draaiend blijft.
Zolang hoop ik nog, geloof ik nog,
in jou en mij.