Aanmodderen. Dat doen we allemaal wel eens, toch?
Laatst werd ik gewezen op een artikel uit De Volkskrant, met als titel ‘Ik ben hoogleraar, maar weet nauwelijks hoe het zit’. De vrouw uit het stukje vertelde hoe ze inmiddels de positie van hoogleraar had bereikt, maar zich besefte dat nu het eindelijke zover is, ze echt niet precies weet hoe het allemaal zit: “Professors zijn toch geleerde figuren, mensen die weten wat ze doen? … Ik weet nauwelijks hoe het zit. Regelmatig kloot ik maar wat aan, in de hoop dat er iets goeds uit voortkomt”. En dat zette me aan het denken.
Dat gevoel wat ze daar beschreef, is precies het gevoel dat ik ook vaak heb. Regelmatig hebben we verwachtingen over onze toekomstige zelf of anderen in een hogere positie, maar zodra je desbetreffende leeftijd of positie bereikt, blijkt dat je het eigenlijk compleet overschat hebt. Zo dacht m’n 10-jarige ik: “als ik 18 ben, dan ben ik écht oud en volwassen.” Maar wat bleek, toen m’n 18e verjaardag daar was en ik volgens de wet toch echt volwassen werd, voelde ik me eigenlijk nog steeds een klein meisje. Optimistisch nam ik me toen voor: “als ik straks 23/24 ben en m’n masterdiploma op zak heb, dan ben ik écht wel wijs. Dan weet ik wat ik wil, wie ik ben, voel ik me volwassen en heb ik genoeg kennis om toe te passen in een baan.” En weet je wat? Inmiddels ben ik 25 en bijna afgestudeerd, maar je raadt het al, dat gevoel heb ik absoluut niet. In tegenstelling tot wat ik als 18-jarig meisje dacht, voelt het alsof ik aan het begin van m’n leven sta en ik de wereld nog moet gaan ontdekken. Die overvolle studententijd, m’n backpackavontuur in Azië en al m’n projecten en baantjes, waarin ik me zo volwassen voelde, waren slechts het begin van m’n leven.
Wat ik me dus realiseerde is dat we totaal geen idee hebben van wat ons te wachten staat en hoe we zullen zijn in de toekomst. Maar ook dat als we opkijken tegen anderen in bijvoorbeeld een hogere positie, die onzekerheden vaak niet terecht zullen zijn. Want zo weet ik inmiddels, ook ‘zij’ weten niet volledig waar ze mee bezig zijn, net als de hoogleraar uit het artikel: “regelmatig kloot ik maar wat aan”. En dát gaf me best een rustgevend gevoel. Ik hoef niet alles te weten of alles te kunnen als ik straks aan het werk ga. Ik hoef niet op te kijken tegen hen in een hogere positie. Ja, successen en prestaties verdienen enige vorm van respect, maar dat hoeft geen onzekerheden op te leveren. Want hee, laten we eerlijk zijn, zo nu en dan modderen we allemaal maar wat aan, toch?