Het huis waar dromen eindigden
Dan fiets ik langs het huis waar dromen uitkwamen en waar dromen eindigden. Het huis vol herinneringen en vol liefde. Ik zit op de fiets met mijn jongste voorop en mijn oudste achterop. Mijn jongste heb je nooit gekend, mijn oudste één jaar. Eén prachtig jaar.
Het lijkt alsof het gisteren was dat je haar voor het eerst vasthield. Ik weet dat we je eerst niet mochten. Mijn zusje en ik. Die nieuwe man in het leven van onze moeder. Het was toch goed zo? Wij driëen. Toen kwam jij.
Mijn moeder was écht gelukkig. Ze neuriede liedjes, terwijl ze aan het stofzuigen was. Ze straalde echt altijd. We wilden je niet eens een hand geven, uit principe gewoon. Maar wat hadden wij het fout. Wat heb jij het leven van onze moeder verrijkt en dat van ons daarbij. Jij was een geweldig mens met een hart van goud.
Toen mijn dochter werd geboren, was je er ook en ook daarna. Eke maandag en woensdag was ze bij jullie. In jullie mooie boerderij met enorme tuin. De tuin waar je kleindochter leerde kruipen. De tuin waar je met mijn moeder paaseitjes verstopt had met Pasen en waarvan nog steeds één ei niet gevonden is, de tuin waar we met z’n allen aten op de mooie nazomerse dagen. Met jou, mijn moeder, mijn zusje en jouw drie andere dochters met aanhang.
We waren altijd welkom. Niet alleen stond je hart altijd open zo ook je huis. Het huis waar jij onwel werd toen wij er waren. Toen stond de tijd even stil. Je kwam in het ziekenhuis terecht en bleek niet lang meer te hebben. Alles was aangetast. Toch besefte ik toen niet dat je er op een dag echt niet meer zou zijn en dat die dag sneller kwam dan ik had verwacht.
Op de eerste verjaardag van mijn oudste zag ik het. De sprankelende persoonlijkheid die je altijd was, verdween een beetje. Je lichaam was op. De dagen daarna waren slopend. Het telefoontje van een zus op mijn verjaardag, 30 juni, dat ik nú naar huis moest komen. Daar lag je in het kamertje. Mijn dochter gaf je een kusje, terwijl ik haar op mijn arm had. Je zei heel zacht, fluisterend: ‘Hou van je.’ Dit is de laatste keer dat zij jou heeft gezien. Twee dagen later was je er niet meer. Het huis dat ooit vol vreugde was, was nu gevuld met verdriet.
Niet lang daarna zou mijn moeder jullie huis moeten verlaten. Ze was jou kwijt en ook jullie huis. Zo fiets ik verder met mijn dochters op de fiets. Een traan veeg ik weg tezamen met alle herinneringen die voorbij flitsten. ‘Daar woonden opa en oma’, zeg ik mijn dochters. Mijn oudste kijkt. Maar ze kijkt niet echt, want ze zal nooit weten hoe het écht was.