De leesclub
,,Ik kan er toch wel bijzijn, mama?”, hoor ik Mare, onze dochter van net negen, voor de zoveelste keer vragen.
,,Kan echt niet.” Mama’s antwoorden worden steeds korter en Mare’s vragen alsmaar langer. Redenen te over waarom zij wél bij de leesclub, die vanavond over de vloer komt, aanwezig kan zijn. Moet zijn.
Ze zal stil zijn, ze kan de koffie brengen, of de nootjes, de vorige keer mocht ze er ook even bij zijn. Bij andere leesclubs vinden ze het juist gezellig. Ze kan in de pauze het menuet van Boccherini spelen, en de allernieuwste: de vrouwen van de leesclub vinden haar vast heel snoezig…
,,Ze vinden je zeker snoezig, Mare, maar het gaat om het boek, dat we allemaal hebben gelezen. Jij hebt dat niet gelezen, je bent er bovendien te jong voor. Papa heeft het ook niet gelezen en zit er ook niet bij. Die moet ook de kamer uit.”
,,Dus als ik het gelezen had, had ik wel mee mogen doen?”
,,Nee, ook dan niet. Je moet lid van de club zijn. Papa is ook geen lid en bovendien geen vrouw. We hebben alleen vrouwelijke leden.”
,,Dat vind ik gemeen”, pruttelt ze. ,,Ik wil niet eens meer met jullie meedoen.”
Aldus worden Mare en ik door de leesclub van mijn vrouw verbannen naar de studeerkamer. Vanavond staat Murat Isiks Wees onzichtbaar op hun programma. ,,We gaan onze eigen leesclub wel houden”, zegt Mare een beetje knorrig. Ze loopt naar de bergkast en komt terug met een paar oude knuffels, een verfomfaaide beer en een reuze Dalmatiër, die ze elk op een stoel tegenover ons zet. ,,Opletten jullie!”, maant ze de twee.
,,Welkom allen!”, speel ik het spel mee. ,,En wat vonden jullie van het boek?”
Mijn dochter kijkt Beer en Dalmatiër vragend aan, zegt: ,,Mag is als eerste?” en, zonder het antwoord af te wachten, steekt ze van wal.
,,Ik denk dat de schrijver een buitenlander is en nog niet zo goed Nederlands kent. Hij schrijft ‘Murat is ik’ en dan vind ik het extra knap dat hij toch zo’n dik boek kan schrijven.”
Beer en Dalmatiër spreken haar niet tegen.