Van kleine handjes en grote ego’s
In een volle trein vraag ik een oudere heer of ik naast hem mag plaatsnemen. Onderuitgezakt neemt hij twee stoelen in beslag. Hij laat het me drie keer vragen. Niet te hard, wel telkens iets luider. Het is immers een stiltecoupé. Bovendien is hij bezig met zijn telefoon.
Achter me loopt de rij ingestapte reizigers op. Uiteindelijk krijg ik een gefronste blik en luidt zijn oordeel ‘alleen als u niet gaat zitten rommelen, want ik zit te typen.’ Hij verplaatst noch zijn uitgewaaierde jas, noch zichzelf. Ik besluit de slip van zijn jas tegen hem aan te draperen en wring mezelf tussen armleuning en man in.
Onverstoorbaar laat hij van opmerkelijke hoogte -zo’n 10-15 centimeter boven het beeldscherm- zijn dikke wijsvinger op de gewenste letters l-a-n-d-e-n. Zeker een seconde tussen elke letter. Soms raak, vaak niet (als ik zijn gezucht juist interpreteer). In mijn hoofd klinkt het geluid van een ambachtelijke typemachine. Zo’n vingerfitnessmachine uit mijn opa’s studeerkamer die het huis kon doen trillen. Ik pak mijn telefoon erbij en noteer mijn verbazing over de situatie.
Gezien zijn langzame tempo van antwoorden en typen, had ik niet gedacht dat hij snel zou opstaan, maar dat is precies wat hij doet. Zonder er enig woord aan vuil te maken (het is immers een stiltecoupé) springt hij in de ik-moet-er-nu-langs houding. En ketst daarbij mijn telefoon uit mijn handen. Lastig te zeggen of het zijn elleboog of ego was.
Terwijl ik de telefoon van de grond raap (gelukkig intact), staat hij al te duwen om er langs te komen. ‘Als u mij even mijn telefoon laat pakken, dan kunt u ondertussen excuses overwegen’, stel ik voor. Een tegenvoorstel lijkt hem beter. ‘Als jij die telefoon niet kan hanteren, regel er dan eentje die beter in je vrouwenhandjes past’. Ik wens hem een hartelijk snel ver weg.
Op Utrecht Centraal heb ik een verrassend ruime overstap op de trein naar Leiden. Een deur verder zie ik ‘mijn meneer’ tegen het uitstappende verkeer in naar binnen dringen. Niet geheel succesvol. Een stevige jongen verlaat achterwaarts de trein, omdat hij iemand helpt met een kinderwagen. Met massa, snelheid én zwaartekracht in diens voordeel, zegevieren de wetten van Newton.
Onbedoeld maar onvermijdelijk, ramt hij de meneer. Die tevergeefs houvast zoekt in het krullige kapsel van een dame op leeftijd. Die zich kranig verweert met haar puntige paraplu. Die hem welgemikt op zijn plek zet; op zijn rug op perron 11.
Hoera voor goede daden!