Twee dooie dagen in één dooie dag
Ik zit dus nog steeds op een stoel verwarmd door de onwetendheid.
Te kijken naar mijn dooie tuin die voor mij ligt of staat.
De tuin die ik dus zo graag wil redden.
Het lijkt of ik naar een kalender sta te staren.
Waarop twee dagen één lijken te zijn vanuit dat gedachtengoed.
Het lijkt wel of mijn dooie tuin niet weet, dat ik het wil redden.
Het lijkt wel of de dood de enige is wat nog leeft in mijn tuin.
Het lijkt of mijn tuin denkt dat de dood het enige is wat mij nog boeit.
Al sproeiend met een gieter vol met water.
Want ik wil toch mijn tuin redden van de droogte.
Als een hele droog grap, die niet grappig blijkt te zijn.
De tuin er niet om kan lachen, maar de maker wel.
Die er niet is van de droge grap.
Ik moet er toch iets mee met mijn dooie tuin voor mij.
Ook al komt het bij de tuin niet over.
Dat ik het graag levend wil houden.
Ook al lijkt dat wel het moeilijkste dingetje op dit moment te zijn.
Ik moet er toch doorheen, ook al kom ik niet verder.
Een dooie tuin naar een levende tuin te brengen.
Ook al begrijpt niemand het.
Ook al is er niemand in mijn dooie tuin, behalve ik.
Ook al ben ik voor mijn gevoel al te dood om een persoon te zijn.