Mijn mjuuws
Onder mijn vrienden en familie ben ik een notoir columnschrijfster. Ik begon ermee in 2017, sporadisch op Facebook, stuk of vijf. Ze werden geliefd, geloofd en geliked.
Mijn trouwe fanbase bestond uit vijf 50+’ers. Wanneer er weer weken voorbij gingen zonder een nieuw verhaaltje zelfspot, werden mensen ongeduldig en kreeg ik lichte dreigmails. Wat maakte ze zo immens populair onder nog geen 300 Facebookvrienden? Mijn ingenieuze schrijfstijl? Mijn mysterieus cryptische titels?
Nee. Mijn columns hadden elk één ding gemeen: ze gingen allemaal over mijn single life. Over mijn onnodig vervroegde angsten die ik al als begin twintiger had over het forever-alone-syndroom. Over de mankementjes van datingapps als Tinder en Happn. En over mijn heimelijke verliefdheden door de jaren heen op onbereikbare liefdes. Ik diagnosticeerde mezelf met bindingsangst en een vleugje labiliteit.
Puur leedvermaak maakte mijn columns tot leuke tranentrekkers van het lachen. Tuurlijk, er was ook enige herkenning onder een enkele lezer, maar niemand zou zichzelf labiel noemen. Maar mijn single leven was mijn grootste muze. De columns gleden als Bambi op ijs uit deze bron van bezieling. Mensen begonnen zich misschien wel zorgen te maken over mijn gesteldheid, maar dat weerhield me niet van het blijven schrijven.
Tot ik in het voorjaar van 2018 de lentekolder kreeg. Het onmogelijke gebeurde, ik werd verliefd. Niet soepel, mijn diagnose was niet voor niks. Drie maanden heb ik hem door ellende van mijn twijfels en paniekaanvallen laten gaan, tot ik hem verkering vroeg. Ik had mezelf afgewezen, maar hij durfde het nog wel aan.
Love of my life +1, grootste inspiratiebron -1. De columns stopte. Ik kon mezelf niet bewegen tot het schrijven van verhaaltjes over #couplegoals of #lovedrama. Ik ga op zoek naar mijn volgende muze, een nieuwe geforceerde ingeving. Tot schrijvens!