Een dood ego, mijn dooie tuin
Mijn dooie tuin staat er nog steeds.
Die gered wil worden door de levende.
Ik in de dooie tuin, die nog meer leeft dan de tuin.
Zittend op mijn stoel en een gieter in mijn hand.
Sproei ik mijn tuin vol met water om mijn tuin te redden.
Ja mijn dooie tuin die een kale vlakte is.
Die niet te redden valt als je er strak naar blijft staren.
Maar ik blijf denken dat de dood niet het einde is van de tuin.
Daarom blijf ik water sproeien om mijn tuin te redden.
Al sproeiend in mijn dooie tuin.
Kijkend naar beneden naar de grond.
Zie ik je complete ego in de grond terug weerkaatsten.
Als een spiegel op de grond gelegd.
Je ego is een vlakte van mijn hele tuin.
Het weerkaatst steeds terug naar mij.
Het lijkt of ik de oplossing heb van mijn dooie tuin.
Wat de redding is om de tuin weer levend te maken.
Dus ik blijf water sproeien om het nat te houden.
En ik moet dus jouw ego uit mijn tuin spitten.
Tot het moment dat ik dat doe, blijft mijn tuin dood.
En ging ik maar door met water sproeien.
Om mijn dooie tuin te redden.
Omdat jij het probleem bent, maar ook niet de oplossing.
En hoe je ego ook verandert.
Je ego is altijd groter dan de dooie tuin kan wezen.
De opblaasboot staat al op mij te wachten.
Om te varen naar de andere kant van mijn dooie tuin.