Bloeddruk opmeten

Een doodgewone dag op kantoor. Het is middag en snikheet buiten als mijn vader, die toevallig ook mijn baas is, me in het secretaressehok oppiept via de telefoon. Of ik even kan helpen met wat dossiers versjouwen? ,,Ja hoor”, ik sta al op.

Geen dag op dit kantoor is hetzelfde. Het is vaak brieven typen, maar ook de telefoon aannemen (waarbij ik de hele riedel namen van de advocaten in het kantoor er in één vloeiende zin uit moet zien te krijgen: oefening baart kunst), dingen kopiëren, verbaasd zijn over wat compagnon Jaarsma zijn cliënten nu weer zelf laat doen (alles, als zijn secretaresse er nu eenmaal niet is; er moet toch íemand zijn die de brieven tikt, kopieert en tot z’n veters afgefikt wordt over wat Jaarsma zelf is vergeten??) en dus ook dossiers van A naar B verplaatsen.

Het is leuk werk, ik vermaak me best. Ik klim de trappen op naar boven, waar mijn baas aanwijst wat hij waar wil hebben. Het is een flinke stapel, onder te verdelen in kleinere stapels. Het ene stapeltje moet stuk voor stuk in een dossierkast, het andere stapeltje op een andere tafel, weer een andere stapel met kleinere dossiers in een ander opslagkamertje. Zo zijn we wel even bezig. Mijn baas helpt zelf ook mee.

,,Zo zeg, eindelijk van die stapel af, nu kan ik tenminste m’n bureau weer zien”, verzucht hij tenslotte tevreden. Hij gaat zitten in zijn grote stoel, schenkt zichzelf wat thee in.
,,Wil jij soms ook wat?”, biedt hij aan.
,,Nee hoor, heb je een glaasje? Ik pak wel wat water uit de fontein op de gang”, zeg ik. Hij pakt een glaasje uit een kastje wat hij voor vaste cliënten bewaard. Het staat wat verdekt opgesteld in een hoekje, want het is niet voor elk moment van de dag geschikt. Ik herken de kleine Duralex glaasjes van thuis, waar we ze ook hebben.
,,Hier, alsjeblieft.” Ik ga het glaasje vullen, kom terug en laat me weer zakken.

Dan valt me ineens een object op zijn bureau op. Nog voor ik heb kunnen vragen wat het is, verzoekt hij me: ,,Kom eens hier, jij hebt toch steeds zo’n last van een lage bloeddruk?”. Terwijl ik naast ‘m ga staan, bied ik m’n arm aan, zodat hij dat ding over een groot deel van m’n arm kan leggen, en vastmaken met het klittenband. Het is idioot koud.
,,Haa!”, roep ik uit, waarop mijn vader begint te lachen.
,,Hihi, dat is een wijnkoeler!”, giechelt hij dan.
Ik grinnik mee. Toch lekker, zulke verkoeling op zo’n warme dag!