22-inch
Ik houd mijn fiets stevig vast, zodat zoon, vijf jaar, via het zadel achterop kan klimmen. ‘Oh ja mama, gisteren was het toetsdag’, laat hij me ondertussen weten. ‘Oh’, zeg ik, terwijl ik zijn rugzakje op zijn schoot zet. ‘En ik had de meeste fouten van iedereen’, roept hij opgewekt vanachter mijn rug.
Ook die ochtend voel ik me enigszins opgefokt om mijn zoon op tijd op school te krijgen. ‘Zo’, reageer ik. Ik kan nog net een scooter ontwijken. Vlak daarna passeert me een groepje pubers, die het liefst met zijn drieën naast elkaar rijden. Ze hebben er geen erg in dat ze mij tegen de stoeprand aandrukken. Ik grom binnensmonds. ‘Maar ik ben toch de slimste’, hoor ik mijn zoon achter me praten, ’want ik spreek Japans’.
‘Ja’, zeg ik, terwijl ik in mijn remmen hang en stop, om de bus te laten passeren. ‘Die remmen, verdorie daar moet ik vandaag nog iets aan doen’, denk ik knarsetandend. ‘Ja mama, dat weet je toch: ‘shinkansen’. Dat betekent sneltrein!’. ‘Oh ja’, antwoord ik, terwijl ik weer snel opstap. ‘Mama, je luistert helemaal niet’. De verontwaardiging in zijn stem ontgaat me niet. ‘Ik moet even op het verkeer letten, Maarten.’
’s Middags haal ik hem op uit school. Thuisgekomen rent hij naar binnen, pakt zijn fietssleuteltje van zijn nieuwe fiets, roept ongeduldig: ’Schiet nou op, nu is het nog droog’. Sinds afgelopen weekend is hij van zijn kleine, rode fietsje overgestapt op een 22-inch. Als hij stopt, kan hij met een teen bij de grond. We fietsen een rondje door het park, steken een autoweg over. ‘Zie je wel mama, ik kan al op mijn nieuwe fiets naar school’. ‘Ik vind dat je goed fietst, maar ik wil nog iets vaker met jou samen oefenen, voordat we in de ochtend naar school fietsen.’ ‘Waarom nou niet’, kijkt zoon boos. ‘Nou jij kan het misschien wel’, zeg ik, ‘maar ik heb nog wat tijd nodig.’
‘Ze durft het nog niet’, zegt hij ’s avonds op schampere toon tegen zijn vader.