Kerststrijd

Al twintig jaar associeer ik de kersttijd, feest van een geboorte, met een sterven. Mijn vader zou nog voor het einde van het jaar 78 worden, ware het niet dat hij ernstig ziek was. Geruime tijd probeerde hij dat naar buiten toe niet te laten blijken, maar uiteindelijk neemt ziekte elke maskerade weg.

‘Wat is het toch wat met je!’, zei mijn zus. ‘Wat? Het is niks!’ Hij wist het dondersgoed. Lang hield hij vast aan zijn relativerende humor.

‘Kan ik langskomen?’, vroeg een oud-collega. ‘Och, je houdt me toch niet van mijn bed.’ Waar we in andere jaren als kinderen met aanhang rond de kerstdis samen of apart aanschoven, zaten we toen met zijn allen rond zijn sterfbed. Dat bed naar beneden halen was ook al zo’n ding: ‘Dat is het begin van het einde.’ Inderdaad.

Ik weet niet of hij bang was voor de dood. Dat komt omdat ik niet goed kon inschatten wat er nog over was van zijn ooit degelijke katholieke geloof. Ik denk vooral de sfeer: in zijn laatste nacht zong mijn moeder Panis Angelicus; hij opende zijn ogen en keek ons nog een keer aan. Wat een ontroering!

Is de tijd voor je geboorte eigenlijk dezelfde als die na je dood? Omdat hij niet wilde gaan met kerstmis, vocht hij zich nog door die dagen en kwam daar de ochtend erna achter. Het was goed zo. Van de geboorte van een dood een familiedag maken is hem in extremis toch maar gelukt. Amen.