Een zwerver prikte in mijn ogen
Ik word wakker van een halve nachtmerrie. Het was niet perse een enge droom, maar ook geen prettige. Ik zit in een oude Engelse trein, met zo’n halve cirkel als dak. Een man komt naast me zitten. Een zwerver, denk ik. Wel een met mooie kleren. We praten even en dan is het een tijdje stil. Ik voel dat er iets gaat gebeuren.
Nu ben ik geen droomspecialist, maar dat is volgens mij een typische eigenschap van dromen: de selffulfilling prophecy. Als ik mijn gedachten de kant op stuur van een vrolijke vogel waarmee ik straks een rondje ga vliegen over prachtige langschappen, dan zit er opeens een goedgeklede zwerver Adelaar naast me in die trein. Zo gaat dat meestal niet.
Dit gaat mis denk ik, dus gaat het ook mis. De zwerver kijkt me aan en vraagt indringend om geld. Dromen testen je. Of je assertief genoeg bent om tegen een zwerver in een Engelse treinwagon nee te zeggen. Dat ben ik. Hij accepteert geen nee. Hij steekt zijn vingers in zijn mond en probeert ze vervolgens in mijn handen te duwen en daarna in mijn ogen. We vechten. En dan word ik opgelucht wakker.
Ik geef zelden geld op straat aan mensen die er om vragen. Alleen als ze vragen om iets te eten of drinken, dan koop ik dat graag. Maar dat komt nooit voor. De straatkrantverkoper loop ik meestal voorbij. In Tilburg kocht ik een keer een straatkrant die fake bleek te zijn, pas bij het doorbladeren thuis, ontdekte ik dat deze vol stond met onzin. Ik denk dat je die energie dan net zo goed voor de échte Straatkrant had kunnen gebruiken. Aan de andere kant: wat maakt het uit? Niemand koopt de straatkrant, omdat ze van het laatste straatnieuws willen vernemen, maar uit barmhartigheid met de handen die hem vasthouden.
Ik vraag me af wat die goedgeklede zwerver, die met zijn speeksel bevochtigde vingers in mijn ogen en handen prikte, nu precies duidelijk wilde maken. Dat ik mijn ogen moet openen? Mijn handen?
Voor de zekerheid kocht ik vandaag een straatkrant.